woensdag 24 december 2014


De geboorte van het Licht

De dieren zitten dicht bij elkaar onder de hoge loofbomen  rond de open kring in het bos. In het midden brand een laaiend vuur dat door Draak, uit het sprookjes bos, met één ademzucht was aangestoken.  Maestro Uil had hem uitgenodigd voor dit middernachtelijk samen zijn, maar Draak had minzaam gesist dat hij weinig op heeft met de geboorte van het licht.
“Ik ben geboren in duisternis en tot duisternis zal ik wederkeren.” Had hij gelispeld. Waarop hij zich weer terug spoedde naar zijn twee broeders in de moerassen van duisternis, westwaarts van Het Sprookjesbos.

 Als Meastro Uil net de dieren begint welkom te heten flitst Eekhoorn RoetsjRoetsj   achter hem langs  uit de boom.  “Sorry, sorry, sorry, ik heb het druk, ik heb het druk…heen en weer heen en weer. Ik moet nog beukenoottaart bakken en ik moet ook nog…”
“Neem je plaats!” zegt Maestro Uil , gebiedend terwijl hij met een klavier op de enige lege boomstronk op de hoek wijst.
“Ja maar! Hoe lang gaat dit duren? Want ik moet nog…”
“Jij moet helemaal niets…behalve stil zijn en luisteren!”
Verongelijkt kijkt RoetsRoetsj van links naar rechts maar geen enkel dier reageert waarop RoetsjRoetsj zijn blik op de vlammen richt, hoewel het gewiebel van een poot nog zijn onrust verraad.
“Dank RoetsjRoetsj, je hebt met je entree een juiste illustratie gegeven van het thema dat  ik vandaag centraal wil stellen…!”
Het is voelbaar dat in een keer de aandacht van de toehoorders nog geconcentreerder wordt. RoetsjRoetsj houd nu zijn poot stil.

 “Wat is eeuwigheid in relatie tot tijd?” Meastro Uil kijkt een moment  de kring rond maar hij verwacht niet dat er een reactie komt op zijn vraag.  Hoewel Joris, de Zwerfkat, toch nog  ‘tjonge!”  verzucht waarna hij zijn kop vermoeid op zijn voorpoten laat rusten.
“Wat is tijd?” vraagt Maestro Uil nu weer.
“Tijd is geld!” roept Giegelaap vanuit hoog uit de boom.
“Precies!” zegt RoetsjRoetsj tegen de vlammen.
“Ledigheid is des duivels oorkussen!” zegt mier.
“Wat zeg je?” vraagt Meastro Uil.
“Mier hier zegt dat “Ledigheid des duivels oorkussen is!” klinkt het  antwoord nerveus van Ietsie Pietsie WriemelMuis, die Mier nog net had kunnen verstaan.

 “Tijd is een pertinente leugen, en RoetjsRoetsj spreekt een ultieme waarheid als hij zegt dat hij geen tijd heeft, want niemand heeft tijd…tijd is een constructie van ons denken.”
Het is zichtbaar dat Meastro Uil nu pas in zijn element komt. Met wijde gebaren spreidt hij zijn vleugels  waardoor hij zijn woorden lijkt te willen bekrachtigen.
“Tjonge jonge…”klinkt weer de zuchtende reactie van  Joris Zwerfkat. “Ik heb alle tijd van de wereld!”
“Dat is een misvatting…als je het gevoel hebt alle tijd te hebben verdwijnt de tijd en beleef je de eeuwigheid!”
“Het zal wel!” verzucht  Joris Zwerfkat verveeld. “Ik heb het gewoon naar mijn zin omdat ik me nooit ergens druk om maak!”
“Precies Joris, beter kan ik het niet zeggen. Als je de illusie van tijd achter je laat…dan ben je alleen nog maar aanwezig in het hier en nu en dat maakt dat je geen bezorgdheid kent!”
“Ik begrijp er echt geen jota van, sorry Maestro Uil, maar hoe lang gaat dit college nog duren?” vraagt RoetsjRoetsj
“Tijd is geld, tijd is geld!” klinkt het pesterig vanuit de boom.

“Ik zal het opnieuw uitleggen:  Bezorgdheid schep je op basis van je ervaringen vanuit het verleden waarmee je alvast de toekomst inkleurt waardoor je de ervaring van het heden mist.”
“Als jij nog langer praat dan maak ik me bezorgt dat ik mijn beukenotenttaart niet op tijd af heb…” 
Met een vleugel pen in de lucht geheven vraagt Sophia Ooievaar: “Pardon, dat ik u interrumpeer Zeer Eerwaarde Maestro Uil, maar mag ik even: ik snap het…althans ik meen te geloven dat ik het snap…!”
“Met mijn permissie,  Mejuffrouw Sophia!” zegt Meastro Uil, terwijl hij een galante buiging voor haar maakt.
“Nu kijk, als de tijd werkelijk een illusie is lijdt RoetsjRoetsj aan de illusie dat hij zijn beukennoottaart niet op tijd af heeft. Als de tijd niet bestaat dan hoeft hij zich ook niet bezorgd te maken omdat het moment van de voltooiing van de beukennoottaart altijd op tijd is omdat de eeuwigheid ons terugwerpt op het NU waarin de eeuwigheid is vervat.  Hieruit volgt Meastro Uil, dat RoetsjRoetsj ongelukkig is…gestrest is, als ik het populair mag zeggen, doordat hij lijdt aan een illusie die hij zelf heeft geschapen.”
“Gooi maar in mijn pet!” verzucht Joris de Zwerfkat.
“Juist, Juffrouw Sophia…!”

 “Wat  heeft dit met de geboorte te maken…de geboorte van het Licht? Je zou het toch daarover hebben. Dit zweverige  gelul, dat is egostuf voor intellecto’s. Ik ben gewoon een eenvoudige kat en houd van recht voor zijn raap.”
“Sttt…katertje lief.” fluistert  IetsiePietsie Wriemelmuis met een fluweelzachte stem in de oor van Joris terwijl ze even aan het puntje van zijn oor sabbelt.
“Ik weet alles van geboorte…geboorte is een verlossing uit een nauw en duister kanaal. ”
“Juist Juffrouw Sophia Ooievaar, de geboorte is een verlossing van het lijden. En de diersoort, waaronder ook de mens, die verlost is van het lijden is verlicht. Dit verloste dier wordt geboren voor het Nu. En daarom lieve dieren zijn we dit moment bij elkaar om de geboorte van het NU te vieren! Het moment van verlossing van al onze bezorgdheden…”

 Net als Maestro Uil het teken geeft aan de bediening, het regiment hennetjes,  om de glaasjes te vullen met champagne wordt het gehoor opgeschrikt door Myra de Papegaai die met een schorre stem krast: “Kijk daar, in de lucht…Kijk dan toch!”
Alle dieren kijken omhoog en zien wat Myra als eerste heeft gezien. “Oh hoh!” roept  Ietsie Pietsie Wriemelmuis.
“Tjonge, jonge dat is me wat!” zegt Joris, die nu zijn kop verheft.
“Wauw!” kreet Giegelaap vanuit hoog in de boom. RoetsjRoetsj is alleen maar stil maar voelt hoe de tranen in zijn ogen wellen en een enorme rust van uit den hoge in zijn wezen daalt.
Hoog in de lucht brandt een uitdagende grote ster . De ster beschrijft een boog en blijft dan ergens in het oosten staan waarna de lucht rond de ster  met een enorme rood gouden gloed wordt verlicht.
“Het lijkt wel ochtend…een nieuwe dag…” fluistert Sophia.
Maar dan ineens zien ze allemaal tegelijk dat op de plaats waar de ster stil houdt het gouden licht in de lucht de weerschijn is van een nog veel krachtiger oogverblindende licht dat uit een kribbe komt die ze nu tussen de bomen in de verte kunnen zien. 
“Wat is dit nu?” vraagt RoetsjRoetjs, verbaasd.

“Adelaar!” zegt Maestro Uil,  bevelend terwijl hij met zijn vingers knipt. Op dat moment komt Adelaar aangevlogen. “Ga kijken…ga kijken…!”
“Maestro Uil …ik heb het al gezien! Ik heb het kunnen zien omdat  ik als enig dier het vermogen heb om tegen de zon in te kijken zonder blind te worden. Ik heb in het licht dat vanuit de  kribbe komt geschouwd.”
“En, wat heb je gezien!” vraagt Ietsie Pietsie  Wriemelmuis opgewonden
“Vertel!” sist de slang onder de hoop herfstbladeren.
“Oh ik kan niet wachten?”  krijst Myhra de papegaai.
“Ik heb het altijd al geweten!” roept Giegelaap spottend.
“Dit is de verlossing waar we al meer als tweeduizend jaar op wachten !” Kreet Juffrouw Sophia met overslaande stem.
De dieren roepen door elkaar.
Terwijl Adelaar  nu nog maar een paar meter boven het gehoor cirkelt zegt hij: 
”In de kribbe is alleen maar licht, en in het hart van dat licht blikte ik in de eeuwigheid…! Ik zag hoe deze eeuwigheid  zich uitstrekte, zonder begin en zonder einde: de alfa en de omega.  Ik heb ook gezien hoe Het eeuwige Nu steeds opnieuw wordt geboren.”

Dan vallen de dieren stil: geen vin, geen poot en geen vleugel wordt meer geroerd, er wordt niet geproost…het moment wordt gefixeerd in heilige aandacht op de geboorte van het nu in ieders bewustzijn.

 Wat hen echter ontgaat is dat er tezelfdertijd, westwaarts van het sprookjesbos, de drie draken zich verheffen uit het duistere moeras,  waarna ze zichzelf  kronen om voorts de tocht naar het licht te aanvaarden.


maandag 27 oktober 2014


Sssttt!
De macht van de stilte…



Wijlen mijn moeder (1918)  was een notoire babbelaar die hele monologen afstak waarvan ik het spoor maar nauwelijks kon volgen. Ze was als een impulsief  kind die steeds het voorspelbare pad verliet, onverwachts zijpaden insloeg en vervolgens weer andere paadjes koos. Haar willen volgen was onbegonnen werk en  doodvermoeiend. Vaak was ik geërgerd maar later kon ik ook gefascineerd zijn door haar gedachten associaties die meer een holografische beeld lieten zien dan een lineair relaas. De verwachting dat ze ooit echt naar mij zou luisteren, had ik halverwege mijn pubertijd al opgegeven. 
Ik  was vastbesloten het in ieder geval anders te doen! Dit bleek een ijdele hoop die pijnlijk werd ontmaskert door mijn oudste dochter die op een dag wanhopig uitriep: “Maham, je luistert helemaal niet je bent alleen maar met je eigen verhaal bezig!”  
Een vriendin deed  er nog eens een schepje bovenop door tijdens een etentje te vragen of ik eens een moment mijn klep wilde houden  om haar werkelijk in de ogen te zien.  Ze verklaarde dat ze het contact met mij mistte. Ik begreep feilloos wat ze bedoelde, tegelijkertijd besefte ik toen pas hoe ik door mijn monologen mijzelf, zoals mijn moeder dat ook had gedaan, gevangen zette in een eenzame vesting.   
Ik was geraakt door haar verzoek omdat ik juist zozeer naar verlangde om de oversteek te maken maar ik wist niet hoe dat moest. Ik voelde me onhandig, verlegen en letterlijk doodsbang. Ik durfde mijn vriendin nauwelijks aan te kijken omdat de stilte onheilspellend was. Met praten kon ik nog de regie houden maar wanneer ik de stilte toeliet dan was het of mijn identiteit verdween en ik zou verzuipen in haar ogen.

 Toch koos ik voor het vak van geestelijk verzorger die  bij  uitstek een luisterend oor verlangt. Door mijn scholing had ik echter een  gevulde gereedschapskist aangelegd met methodieken en luistervaardigheden. Daar leek ik aanvankelijk mee weg te komen. Ik had geleerd  adequate vragen te stellen, goed samen te vatten zo nodig een scherpe analyse te maken en  waar nodig begripsvol te hummen. Toch waren er momenten dat er stiltes vielen. Vooral bij mensen die te maken hebben met uitzichtloos lijden of  stervende zijn stond ik met een mond vol tanden en met lege handen. Ik leverde  heel wat innerlijke strijd om het in deze stilte uit te houden.  Mijn stilte vulde zich met paniek omdat ik naarstig op zoek was naar een diepzinnig woord dat het lijden  van de ander zou kunnen verlichten. Als dat lukte kon ik mij tenminste weer bevestigd voelen in mijn helperschap.  Maar alles wat ik dan toch te berde bracht  -tegen beter weten in- ketste af op weerstand waardoor ik voelde hoe het wantrouwen bij de ander toenam.
Bij mij sloop er ongeduld en verveling binnen die mij stiekem op de klok deed kijken.  Wanneer ik constateerde dat ik mijn half uur had ‘vol gemaakt’ ging ik er opgelucht als een haas vandoor. Onbevredigd en schuldig.

 Later ben ik mij gaan oefenen in deze stilte en haar allengs gaan waarderen.  De vraag die ik mijzelf allereerst stelde was: kan ik rusten in deze stilte…? En vervolgens: mag de nood van de ander er zijn? De ervaring die deze vragen mij brachten baande ongemerkt, en ik noem het woord voorzichtig, een weg naar Liefde…die ik ervaar als een goddelijke werkzaamheid die  juist in deze woordloze stilte zwijgend  ‘tot spreken’’ komt. 
Juist op het moment dat deze ervaring mij vervult gebeurd het soms  dat de ontmoeting tussen de ander en mij tot stand komt. Ik voel het maar zie het ook in de ogen die voor het eerst de mijne  werkelijk ontmoeten.
Op het moment dat ik ruimte maak in mijzelf door de stilte in haar volheid toe te laten, komt er ruimte voor de goddelijke werkzaamheid. De kracht van deze goddelijke werkzaamheid is dat ze voorbijgaat aan alle probleemgebieden maar resonantie  vindt in de ziel, in die van mij en in die van de ander. Steeds vaker ervaar ik hoe de relativiteit verdwijnt van de onderscheiden rollen tussen de zogenaamde hulpverlener en hulpvrager.  Maar ook hoe het etiket van leeftijd verdwijnt. 
In de ogen van een negentig jarige leek ik onlangs de eeuwigheid te ontmoeten maar zag ik ook de jonge vrouw die ze ooit was met al haar passies en verlangens.  
 Ik leerde de stilte zien als de  bron waaruit  een betekenisvol welzijn ontspringt.  

Ik ben daar het afgelopen weekend, waarin ik de stiltecursus volgde:  “The art of silence”   (zie www.artofliving.org ) nog eens in bevestigd.
Toch werd ik de eerste dagen van deze cursus opnieuw  geconfronteerd met weerstand die voortkwam uit de existentiële angst om te verdwijnen. Juist in deze langere periode van stilte besefte ik hoezeer communicatie mijn identiteit voed. Door praten schep ik de illusie een Iemand te zijn.   Door praten lijkt het alsof ik de aandacht van de ander aan mij kan binden en ik daardoor wordt bevestigd in mijn bestaan. Maar naarmate ik ging wennen aan die stilte kwam er een ruimte voor ontvankelijkheid die ik in het alledaagse leven  zo makkelijk met gebabbel dichtmetsel. De stilte maakt me ontvankelijk voor de aanraakbaarheid in het hier en nu…En juist deze aanraakbaarheid laat zich ervaren als de ultieme bevestiging van het feit dat Ik Ben.  


zaterdag 4 oktober 2014




Dierendag

Jaloers op een kikker...




In het kader van mijn werk als geestelijk verzorger in de ouderenzorg, leid ik een gespreksgroep. Het is niet eenvoudig een thema en een vorm te vinden die past bij het niveau  en de interesses van alle deelnemers.  De een heeft te maken met cognitieve beperkingen als gevolg van Alzheimer, een ander kan nauwelijks nog spreken (afasie) door een herseninfarct maar begrijpt wèl wat ik zeg.  De volgende heeft te maken met louter lichamelijk letsel maar  is  als voormalig  docente wijsbegeerte gewend om op een hoog abstractie niveau te denken en te communiceren.

Als opmaat naar dierendag, 4 oktober, heb ik de gespreksgroep het thema gegeven: “De betekenis van dieren” . Als inleiding vertel ik over de  Heilige Franciscus van Assisi die inspirator is geworden voor de werelddierendag. 
Franciscus had een animistische levensbeschouwing, dat wil zeggen dat hij niet alleen de mens bezag als een bezield wezen maar ook de natuur zoals planten, bomen, dieren en de kosmologische fenomenen zoals zon en maan beschouwde als bezielde entiteiten.  In zijn beroemde Zonnelied  benoemd hij de zon, de maan en de vier elementen: lucht, aarde, water en vuur als zijn broeders en zusters. De mens, aldus Franciscus, staat daardoor in een intieme relatie met de wereld. Wanneer we vanuit onze ziel spreken zijn we instaat om met mens, boom, plant  of dier te communiceren.  De legende verhaald dat Franciscus, in Het dal van Spoleto, tot de vogels sprak.

Ik vertel als inleiding dat het in feite niet anders is met de oorspronkelijke bewoners van Noord Amerika, de Indianen. Ook zei zagen alle aspecten in de natuur als hun relaties. Wanneer ze iets van die natuur wilde gebruiken om te eten of te verwerken tot een gebruiksvoorwerp,  werd om toestemming gevraagd.

Als werkvorm laat ik de deelnemers blind een medicijnkaart * trekken. Op iedere kaart staat een dier afgebeeld, die we in navolging van de Indianen, kunnen beschouwen als een totem. Aan zo’n dier wordt  een eigen gedragspatronen toegedicht, waarin we helende boodschappen kunnen ontdekken.
Ik  vind het in eerste instantie zinvoller om de deelnemers zelf met associaties te laten komen, dan de beschrijving te geven die in het bijbehorende boekje staat.  De eigen associaties verwijzen vaak naar (verborgen) eigenschappen  of verlangens die we in het dier projecteren. Wanneer bijvoorbeeld  twee mensen  bij een zelfde dier associaties beschrijven  hoeven ze niet perse dezelfde eigenschappen  te benoemen. Het is vaak verassend hoe ze middels de beschrijving een typering geven van zichzelf.

Een meneer beschrijft de buffel, vanwege zijn afasie staccato, in spaarzame woorden: “Samen, gaan! kracht,  machtig” Bij het woordje “gaan” maakt hij met zijn hand een beweging waaruit ik begrijp dat hij de beweging van de kudde buffels wil duiden. Natuurlijk toets ik of ik hem goed heb begrepen. Ik vraag hem of hij iemand is die tijd nodig heeft om voor iets warm te lopen maar als hij overtuigd is er dan ook helemaal voor gaat?  Als bevestiging steekt hij enthousiast zijn duim op. Hij onderstreept de bevestiging nog eens door naar de afbeelding van de buffel te wijzen en dan naar zichzelf.   

Zijn buurman heeft een kikker getrokken. Hij lijkt niet blij met de kaart. “Koud!” zegt hij met een zekere minachting en dan trekt hij zijn neus op. Ik vraag naar nog meer betekenissen, maar ik krijg geen antwoord. Wezenloos blijft hij naar de kaart kijken. Ik vraag me af of mijn vraag niet te abstract is, ik weet dat hij Alzheimer heeft en niet alles direct begrijpt. In de eerste fasen van dementie beseft men vaak wel degelijk dat men de wereld niet helemaal meer kan ordenen.  Een vraag waarop men geen antwoord weet  kan dan confronterend zijn.  Ik besluit niet op het antwoord te wachten omdat de wachtende stilte  hier pijnlijk wordt.  Ik probeer hem op zijn gemak te stellen door te zeggen dat we straks samen met kikker in gesprek gaan. Ik krijg geen respons.

Een mevrouw zegt bij de kaart van de dolfijn “Lief!” terwijl ze met een hand strelend over de afbeelding gaat.  Ze is geroerd en ik laat even de stilte die dan volgt.  
Plotseling steekt  de man van de kikker  zijn hand omhoog. Met een zekere jubbel in zijn stem zegt hij:  “Ik ben jaloers op de kikker!” Verwachtingsvol kijken we allemaal zijn kant op. “Ik wou dat ik net als de kikker zulke lange benen had dan zou ik over alle moeilijkheden heen springen!”
Wanneer ik na afloop de medicijnkaarten weer wil verzamelen, houdt hij de kaart met de kikker  stevig tegen zijn borst. “Deze is van mij!”    
*”Medicijnkaarten – dieren als symbool van helende kracht” Jamie Sams& David Carson. Altamira Becht.      ISBN: 90 230 0784 0




vrijdag 19 september 2014


Zingend bij het pinautomaat

Plotseling  komt ze van links. Met een behendige manoeuvre van  haar rollator  snijdt ze me de pas af, daardoor is ze  mij bij het pinautomaat  net één fractie voor.  Bij wijze van verontschuldiging geeft ze mij over haar schouder  een  knipoog, terwijl ze met  een volle stem, die ergens  vanuit de diepte van haar buik lijkt te komen, uitbundig zingt. Vrolijkheid welt in mij op.  Nu was de opmaat tot deze vrolijkheid al gegeven   door Toon Hermans die even daarvoor gepassioneerd in mijn auto schalde: Ik heb het leven lief, ik heb het nooit verzwegen. Het wonder van bewegen, de vreugde van het bestaan.
Gefascineerd  kijk ik naar haar kromgebogen  deinende rug in de sjofele regenjas. Ik vraag  me af of het haar zal lukken zingend  ook nog de juiste code in te toetsen om geld te oogsten. Dat lukt! Alsof ze weet dat ze publiek heeft draait ze ze zich triomfantelijk  om waarbij ze demonstratief een flap in de lucht houdt.  De man achter mij applaudisseert terwijl hij op zijn beurt mij een knipoog geeft. “Tja, je moet er wat van maken!” is haar commentaar “Een ander zal het niet voor je doen, wat jij…” bemoedigend knikt ze ons toe.
 Ze lijkt ouder dan ik aanvankelijk dacht: ik schat dat ze  de tachtig al een eind voorbij is.  Ik knik terug terwijl Hermans innerlijk zijn nagalm nog laat horen: Ik heb het leven lief, ik ben blij dat ik ben geboren. Dat ik kan zien en horen, een hart kan horen slaan.
Nadat ze haar geld in haar jaszak heeft gestopt, grijpt ze resoluut naar de handvatten van haar rollator die ze naar rechts dirigeert waarbij ze vervolgens  achter een reclamebord verdwijnt,  haar gezang is nog even hoorbaar.     
Ik ben nu aan de beurt om geld te oogsten.  
“Dit zijn leuke dingen voor de mens!” zegt de knipogende man, van zoeven,  tegen mijn rug. Opnieuw draai ik me om en kijk in het gezicht van het type Heavy Metal. Ook de jonge vrouw met haar peuter in  de wandelwagen, achter de man,   knikte bevestigend terwijl  Toon in mij voort zingt: Ik heb het leven lief, het sterke en het broze. Het blije en het broze, ik heb het leven  lief…

Tien minuten later tref ik de zingende dame, onzichtbaar maar wel hoorbaar,  een gangpad verder  in de supermarkt.   Ik heb niet de moed om haar op mijn  beurt toe te zingen: Ik heb het leven ,lief, de hoge regenbogen. De glimlach in je ogen, ik heb het leven lief.   
Ik bedenk  me hoe het leven eruit zou zien als we meer de primaire  impulsen zouden volgen: Zingend in de supermarkt, huppelend door een winkelstraat en dansend op pleinen…of  in het park. Dan zou ik misschien de moed hebben om aan een argeloze passant te vragen : “Wilt u even met mij dansen…want…Ik  heb het leven zo lief…”

 

woensdag 10 september 2014




Is God op vakantie?



Inmiddels wil ze onderhand wel dood. Ze is achtennegentig jaar, haar man, twee kinderen en een schoonzoon zijn haar al voorgegaan. Hoewel ze nog goed ter been is en zelfs instaat  om een boek te lezen, weliswaar met grote letters,  heeft ze het hier in het ondermaanse wel gezien. De generatiegenoten, die haar dierbaar waren,  zijn bijna allemaal uitgestorven. "Waar zou ik nog op wachten? ” vraagt ze me. Het is niet de bedoeling dat ik met een zinvol antwoord kom, dus ik blijf stil. Wat ze wel van mij verwacht is dat ik bij God een goed woordje voor haar doe. Ik ben weliswaar geen “echte priester”, die status is mij als vrouw immers niet gegeven.  Maar ze meent dat ik, uit hoofde van mijn functie als geestelijk verzorger, een directe lijn met ‘boven’ heb.  Ik vraag haar nog hoe ze zich voorstelt  dat ik bij God haar wens kan kenbaar maken.  Bijna bevelend antwoord ze mij “Ach dat weet je heus wel!”
Ze is de laatste cliënt waarmee ik voor mijn  drie weken durende vakantie een gesprek heb.  Ze wenst me een hele fijne vakantie.  Bij haar deur schudt ze me de hand die ze nu langer als normaal vast houdt: “bedankt hé…voor alles. Het was gezellig met je. Maar als je terug bent dan ben ik er niet meer!
“Gaat u ook op vakantie?”  grap ik. 
“Dat weet je toch, je hebt  beloofd om aan God te vragen dat ie mij binnenkort komt halen!”
“Mmm…God laat zich niet gemakkelijk dwingen!”  probeer ik nog.
“Luister, afspraak is afspraak!” En dan valt de deur in het slot.

In de drie weken van mijn vakantie heb ik niet meer aan haar gedacht. Pas op de eerste werkdag vraag ik me nieuwsgierig af of ze er nog is. Volgens het elektronisch cliënten dossier is ze nog in het ondermaanse  aanwezig en zelfs in goede gezondheid. Wel lees ik over toenemende humeurigheid en dat ze zich steeds meer terug trekt op haar kamer.  

s' Middags heb ik tijd om haar te bezoeken, haar deur staat op een kier. Met een voorzichtige klop duw ik de deur een beetje open. Ik zie haar zitten in haar vertrouwde stap-op stoel bij het raam. Wanneer ze mijn richting heen kijkt zeg ik “Hallo…ik ben weer terug!”
Haar mond vertrekt  in een venijnige grimas. Even is het stil maar dan barst ze los:  “Dat zie ik ook wel. Hoe durf je hier nog binnen te komen…jij stuk onbenul, waardeloze…je bent niet eens een priester. Hoe zit dat met die God van je…is ie soms op vakantie?”
Ze is onverbiddelijk in haar klachten en ze weigert gesprek.  Duidelijk is dat nu geen enkele vertrouwen meer in mij heeft. Zachtjes sluit ik haar deur maar  met de belofte aan mijzelf het over een paar dagen  nog eens te proberen.  Dat is niet meer nodig, de nacht daarop sterft ze  in haar slaap. Ik hoop dat ze vanuit een vredige droom aan  haar reis is begonnen.     

 

 

 

 

dinsdag 2 september 2014


De Antonia tafel

In 1995 werd de Nederlandse film “Antonia” uitgebracht onder regie van Marleen Gorris. De  gelijknamige hoofdrol werd  vertolkt door Willeke van Amelrooy.
Antonia is in de film een vrouw, die samen met haar dochter, terugkeert naar het kleinburgerlijke dorp van haar jeugd.  Voor veel dorpsbewoners is haar gedrag  en dat van haar dochter -bewust ongehuwd moeder - verwerpelijk. Maar evenzo trekt hun vrijheidsliefde  langzamerhand  dorpsbewoners aan.  Samen met haar dochter, (schoon)kinderen, kleinkinderen en vrienden bouwen ze een netwerk op van mensen die elkaar worden betrokken.  Zelfs de dorpspastoor ontworsteld zich aan de benauwde moraal, hij treedt uit en huwt met een vriendin van Antonia, die ieder jaar wordt gezegend met een vruchtbare schoot. 
Aan het einde van de film is een grote houtentafel in de tuin opgesteld waaraan al deze dierbare mensen  zijn verenigd. De atmosfeer is licht, het leven wordt gevierd en we zien Antonia met haar minnaar dansen, als illustratie van de wijze waarop het leven ‘gedanst’ kan worden.

 Hoe vaak ik ook de film zie steeds weer  bij dit laatste fragment voel ik ontroering. Waar eerst  sprake was van uitsluiting, roddel en achterklap  is nu sprake van vereniging. Antonia weet in het dorp  mensen samen te brengen opdat ze het leven kunnen vieren, zelfs als er sprake is van lijden wordt het dramatische lot (de dood)  aanvaard maar houd men niet op het leven haar eer te betonen.

Waarom de film mij roert is omdat het raakt aan diep verlangen: ook ik wil samen met mensen het leven vieren, los van een  zogenaamde scene, los van leeftijd. De Antoniatafel raakt aan het existentiële besef, dat we als mens verbonden zijn in een netwerk van relaties, die elkaar beïnvloeden. Een netwerk waarin  een ieder zijn of haar eigen plaats kan hebben met haar of zijn eigen talenten. Het besef van deze verbondenheid overstijgt het perspectief van competitie en strijd. 
 
23 mei van dit jaar ben ik met mijn lief getrouwd. We zijn op een leeftijd dat we niet meer noodzakelijk hoeven te krijgen van het leven: zoals bevestiging in de vorm van een status, een imago of applaus. Status en imago zijn immers net zo vergankelijk als de kleren die we dragen en het applaus sterft toch steeds  weer weg.  Wat ons te doen staat, vooral in deze fase van ons leven, is elkaar te stimuleren  om het beste van ons Zelf tot uitdrukking te brengen en zo te delen met de mensen die komen aanzitten aan onze  "Anthoniatafel."  

In dit verband moest ik denken aan het begrip religiositeit in haar ware betekenis. Religare verwijst in haar grondbetekenis naar het begrip: “verbinden’’.  Religiositeit betekent voor mij dan ook het erkennen van de verbinding tussen al onze relaties. Uiterlijk mogen we verschillen zowel fysiek als met betrekking tussen  onze meningen,  passies en   gerichtheden.  Voorbij deze verschillen zijn we medemens, die naar mijn opvatting wortelen in dezelfde Bron. Er is een Weten in mij die zegt dat deze Bron inwisselbaar is met Liefde die onvervreemdbaar is. Samen rond de tafel van Antonia nodigt uit om de Liefde waarin we allen existeren te herinneren.
 
 
Samen rond een tafel, waarbij het leven wordt gevierd,  ervaar ik als een manier om het leven te heiligen… 

 

 

zaterdag 26 juli 2014


“ (…)Zoals ook wij onze schuldenaren vergeven…”

 De kerkgangers bewegen zich naar de uitgang. Ze blijft bij de deur staan, ze kijkt me aan en dan kijkt ze weg. Weer kijkt ze in mijn richting, ze lijkt te weifelen. Ik doe een stap haar kant op en dan wenkt ze me  om dichterbij te komen. “Heeft u even tijd?” vraagt ze.  Ik wijs in de richting van twee stoelen. Ze knikt en volgt me.
Wanneer we eenmaal zitten zucht ze diep. “Ik weet niet hoe ik moet beginnen, ik ken u niet en ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt. Maar net toen we het Onze Vader baden werd ik toch zó boos. Die ene zin krijg  ik niet over mijn lippen, anders zou ik mij een huichelaar voelen.”       
Ze lijkt mijn reactie te taxeren. “Hoe zou ik uw oprechtheid kwalijk kunnen nemen?  Om welke zin gaat het?”
“Zoals ook wij onze zondaren vergeven…dat is echt een belachelijke zin. Wie kan dat in hemelsnaam deze week nog bidden, en de nabestaande van die afschuwelijke ramp al helemaal niet....Eigenlijk heb ik altijd al moeite met die zin gehad. Vlak na de oorlog trouwde ik met een katholieke man.
U moet weten dat ik mijn halve familie aan Auschwitz heb verloren.  Ik heb veel lijden meegemaakt. Nee, ik wil niet zeuren natuurlijk gebeurde er ook goede dingen. Ik had een lieve man, twee prachtige zonen. Dat is  iets om dankbaar voor te zijn. Ik heb er ook geen spijt van dat ik katholiek ben geworden. Maar het vergeven van onze schuldenaren...dat kan ik niet.
Ik zou graag willen vergeven want ik denk dat het verleden dan niet zo zwaar meer op me drukt.” Weer hoor ik een diepe zucht.
Maar het wil niet lukken en daar voel ik me ook nog schuldig over.
Wat  denkt u zouden de nabestaanden van deze ramp ooit kunnen vergeven?”
Nu moet ik diep zuchten. Onze ogen ontmoeten elkaar. Ik zie dat haar ogen grijsblauw zijn. “Vergeven omwille van kleinere drama’s is vaak al een opgave voor veel mensen…ook voor mij.” zeg ik. 
Vluchtig scan ik mijn leven af en vraag me af of er mensen zijn die ik niet heb vergeven.  Ervaringen die me eertijds pijn hebben gedaan zijn door de tijd ronder geworden en minder hoekig en daarmee is de  scherpte van de haat ook ronder geworden en  langzamerhand opgelost. Er zijn wel mensen waar ik moeite mee heb, maar ik voel niet de noodzaak  om kwaad met kwaad te vergelden.
Het  is waar zoals ze, zoeven veronderstelde, dat wanneer je vergeeft ook de last van het verleden wordt verlicht.  Ik kon op den duur vergeven omdat mijn pijn door de tijd heen is gesleten. Maar ik realiseer me deze week des te meer dat ik makkelijk praten heb:  ik heb geen dierbaren prijs hoeven geven door een gewelddadig lot. Tegenover zo'n lot ben ik een stuurman aan wal. Zou ik in zo'n omstandigheid  de mentaliteit van een Ghandi of een Marthen Luther King in mijzelf wakker kunnen roepen?  vraag ik me af.  Ik vertel haar dat ik een dergelijke situatie niet zou weten of ik dan ooit  in staat tot vergeving zou zijn. Maar haar veronderstelling blijft in mij haken.
“U zegt dat u er wel naar verlangt om te vergeven omdat de pijn van het verleden dan dragelijker  wordt?”
“Ja…Mijn zoon heeft wel eens gezegd dat ik emotioneel  nog steeds een gevangene van Auschwitz ben.”
“Heeft u het gevoel dat u voldoende ruimte heeft gehad om de verliezen te verwerken?”
“Nee…een beetje… Vlak na de oorlog moest je door, je moest je leven weer oppakken en dat was maar gelukkig ook want als ik bij de verliezen stil was blijven staan dan was ik nergens meer geweest.  Maar juist deze week, heb ik de slaap niet kunnen vatten…mijn gedachten bleven maar malen.”
“Waar dacht u dan aan?”
“Ik dacht aan de nabestaanden…vooral toen ik de beelden zag van de aankomst van de kisten op het vliegveld van Eindhoven. Toen  moest ik er aan denken dat er van mijn familie niets meer over is…vergast weet u wel…”
Een moment kijkt ze mij weer aan,  even voel ik de neiging om weg te kijken maar ik beheers me.
“Ze zeggen wel eens vergeten en vergeven…maar ik kan niet vergeten omdat er puzzelstukjes uit mijn leven weg zijn… Daarom is het  voor de nabestaanden belangrijk dat er zoveel mogelijk feiten aan het licht worden gebracht. Je hebt daarmee je dierbaren niet terug maar wel een stukje van je eigen verhaal. Ik heb jaren lang gezocht naar fragmenten uit die laatste periode van mijn famillie in het kamp. Ik heb mijn verhaal nooit helemaal  sluitend kunnen maken. Ik heb daar mee proberen te leven, maar het verleden blijft me achtervolgen. En de laatste tijd wordt ook in mijn dromen geplaagd."
Ik zie hoe ze op haar horloge kijkt. Resoluut staat ze op. “Hartelijk dank, ik ga maar eens want de zusters wachten met de lunch op mij. Oh, en blijf het Onze Vader maar bidden zoals het is geschreven…er zal vast wel  een kern van waarheid in zitten!”

 

 

 

donderdag 10 juli 2014


De Gelukkige Kokkin
Op mijn zestiende jaar was ik al het huis uit, maar ik nam nog niet de hele verantwoordelijkheid voor mijn mini huishouden. De was bracht ik naar mijn moeder en aan stoffen en  stofzuigen deed ik ook niet.  Stilzwijgend ging ik er ook vanuit  dat koken voorbehouden was aan moeders.  Als hoofdmaaltijd gebruikte ik weken lang iedere dag een rol  San Franscisco” biscuit die ik wegspoelde met twee bekers chocolademelk, totdat mijn buurvrouw mij op het eten vroeg. Ze was slechts een jaar ouder maar presteerde het om een heuse macaronimaaltijd te serveren. Ik was verbaasd over haar kookkunde. Zij was op haar beurt verbaasd, zelfs geschokt, dat ik niet bedacht had dat ik voor mijzelf kon koken.  Een dag later stond er een pakje voor mijn deur. Het bleek een pan te zijn met een pollepel. Ik kocht een blik bruine bonensoep en het was een sensatie toen ik  de door mijzelf opgewarmde soep oplepelde.
Kort daarop  werd ik verliefd op een kunstenaar die dagelijks zijn kostje liet koken door “De Gelukkige Mus” het plaatselijk macrobiotisch eethuis. Wat macrobiotiek was vond ik niet boeiend maar wel de mogelijkheid om ook bij De Mus te eten in de hoop dat ik bij F kon schuiven.  Dit lukte bij uitzondering, meestal was de stoel tegenover hem bezet  door een of ander meisje die ik beslist leuker, knapper en bovenal slanker achtte.
Op een dag kwam F niet meer opdagen. Toevallig was ik er aan de bar getuige  van hoe de kokkin een pannetjes overhandigde aan een sprankelend elfen meisje met de opdracht dit aan F te brengen. F Lag op bed en moest rust houden omdat hij de ziekte van vijver had.  Onmiddellijk wist ik dat ik er voor moest zorgen om ook vrijwilliger te worden bij de “Gelukkige mus’! 
De volgende dag bood ik mijn diensten aan bij De Mus.  De vrouw achter de bar jubelde  dat ik een geschenk uit de hemel was. De kokkin was onverwachts ziek geworden. “Kun je  macrobiotisch koken?” vroeg ze.
“Ja natuurlijk!” loog ik.
Nog geen kwartier later stond ik in de rommelige  keuken met de opdracht een soep te maken voor zo’n 45 mensen.  De verliefdheid bezorgde mij overmoed en het resultaat had succes. De serveerster kwam vertellen dat de soep werd geroemd. Deels had ik dit ook te danken aan het beduimelde vette kookboek dat ik op de plank boven het kooktoestel vond: Kookboek voor Natuurvoeding & Macrobiotiek deel I  (Dit boek blijkt achteraf een klassieker te zijn. Ik heb het nog steeds tussen mijn kookboeken staan)   
Herhaaldelijk werd ik  bij De Mus gevraagd om te koken.  Ik ontpopte mij  tot een  culinair talent. In zoverre dat het mij vooral ging  om de presentatie: kleur en compositie waren voor mij boven schikkend. Van gezonde voeding had ik nog steeds geen verstand.  Gelukkig waren de ingrediënten door andere  Gelukkige Mus vrijwilligers ingekocht. 
 Voor het op smaak maken bleek ik een intuitie te hebben. Ik hield en houd me zelden aan de maten van het recept, ik ruik wat aan potjes en gelijk een moderne heks meng ik het een en ander.  

Intussen mocht ik, jawel, regelmatig “Het Pannetje” naar F brengen, en dit gaf privileges want De Mus had zijn huissleutel zodat ik zonder aan te bellen  zomaar zijn domein mocht binnen lopen.
F werkte en woonde in een ruim en hoog atelier in een monumentaal pand.  Tot op de helft van het atelier  had hij een vide gebouwd waarop hij een heel breed bed had gemaakt waarin je ruim met vijf personen kon liggen. Verwachtingsvol beklom ik  iedere keer weer de houten trap naar de vide, met mijn pannetje in een ruiten theedoek gewikkeld en stevig tegen mijn borst geklemd.
F was altijd weer verrukt als ik hem het eten bracht.  We hadden vrolijke gesprekken en we lachten veel. Het kon niet anders als dat we voor elkaar waren geknipt, fantaseerde ik. 
Tot die keer dat ik weer het pannetje kwam brengen en wederom ,met een kloppend hart,  de houtentrap beklom.  Naast F in bed zat het elfenmeisje, parmantig staken haar blote borsten boven het dekbed uit (ik schatte  een beschaafd cupje B).  F roemde tegenover  het  elfenmeisje   mijn kookkunst en zei dat ik hem altijd zo ruim bedeelde zodat er voor haar ook voldoende was. Zowel letterlijk als figuurlijk maakte ik een snelle afgang.

De passie voor F was al binnen drie maanden verijdeld maar dank zij deze passie zijn wel de zaden gezaaid voor een liefde voor de kookkunst die toch  lang  ambivalent is gebleven.  Er gingen maanden  voorbij dat ik terug viel op koekjes, veel chocolade en junk food.  Altijd lag de neurotische angst om dik te worden op de loer, en dat werd ik ook. Bij periode paste ik niet meer in gewone confectiekleding. Dan was het weer tijd om me te onderwerpen  aan een zogenaamd spectaculair dieet waarmee ik ook in korte tijd spectaculair afviel. Alleen als ik op dieet was at ik gezond.  Wanneer ik  de touwtjes liet vieren vlogen de kilo’s er snel weer aan en viel ik terug op snelle happen.  Ik zou dus mijn leven lang op dieet moeten! Dit betekende een leven lange strijd tussen de zogenaamde Verstandige Ik en de Driftmatige Grenzeloze Ik die zich makkelijk verloor in schranspartijen. Het was een spanning die jaren lang een schaduw wierp over mijn leven.  

Dankzij de vele diëten heb ik echter veel over voeding geleerd.  Uiteindelijk ben ik tot de conclusie gekomen dat diëten niet werken wanneer de  motivatie   geworteld is in zelfhaat. Daarbij komt dat naast een emotionele oorzaak van overgewicht ook sprake is van een fysieke verslaving aan snelle koolhydraten*) zoals bijvoorbeeld aan alle suikers, lightproducten,  witmeel, tarwemeel, producten van aardappelen en mais. 
Sinds ik dat patroon heb doorbroken - en ik gun het van harte een ieder die worstelt met overgewicht - is voeding geen bedreiging meer maar een bron van inspiratie…een bron van geluk.
Door de snelle koolhydraten te beperken veranderde langzamerhand  mijn smaak en werden de zogenaamde  lege calorieën - de calorieën die geen voedingswaarde hebben -  minder aantrekkelijk. Ik kreeg als vanzelf meer behoefte aan onbewerkt voedsel met veel groenten op het menu.  Het eten van groente werd nu niet gedicteerd door een dieet die door  mijn zogenaamde Verstandige Ik was opgelegd, maar het was een natuurlijke behoefte geworden.  Dit betekende het einde van de strijd.  En een aardige bijkomstigheid was dat mijn lichaam gestaag  begon te slinken.

Het is fascinerend om te ontdekken  welke prachtige gewassen  Moeder Aarde voortbrengt. Op het gevaar af sentimenteel gevonden te worden moet ik bekennen dat  ik  me soms geroerd voel  bij de wetenschap hoe intelligent de voedingsstoffen in een juiste combinatie samenwerken ten gunste van ons organisme **)  Wanneer ik dit met mijn geliefde  bespreek hebben we het  “Hier is over nagedacht!” tot een slogan verheven.   
Deze bewogenheid stemt me ook dankbaar en maakt dat ik met aandacht en  respect met voedsel om wil gaan. Ik koop en kook met beleid zodat we zo min mogelijk hoeven te verspillen.  
Ook voedselbereiding is voor mij allengs een bron van plezier en geluk geworden.  Zelfs na een dag werken ervaar ik het bereiden van  eten koken nog maar zelden als een lastig corvee.  Vaker kan ik me in de ochtend al verheugen op het menu dat ik s' avonds ga maken (en het wordt altijd weer anders dan ik heb bedacht). Koken ervaar ik in toenemende mate als een meditatieve aangelegenheid (zie mijn vorige blog!) waarin ik mijn creativiteit ten volle kan uitleven. 

Graag  zou ik mijn  buurvrouw  van  twee en veertig  jaar geleden eindelijk uitnodigen  op het eten en dan zal ik haar trots vertellen dat ik me heb ontwikkeld tot een gelukkige kokkin!

*) Snelle koolhydraten laten de bloedsuikerspiegel relatief snel stijgen, dat geeft even een kick maar als de bloedsuikerspiegel weer daalt krijgen we weer behoefte aan snelle koolhydraten (suikers, zoals in koek en snoep) om ons weer  lekker te voelen. Dit patroon wordt doorbroken als we de snelle koolhydraten een periode van het menu hebben geschrapt.
**) Ik refereer hier aan de orthomoleculaire voedingsleer. Dit is een voedingsleer die ook aandacht heeft voor de goede beschikbaarheid van moleculen zodat ze een optimale bijdrage leveren aan het lichaamssysteem.