maandag 27 oktober 2014


Sssttt!
De macht van de stilte…



Wijlen mijn moeder (1918)  was een notoire babbelaar die hele monologen afstak waarvan ik het spoor maar nauwelijks kon volgen. Ze was als een impulsief  kind die steeds het voorspelbare pad verliet, onverwachts zijpaden insloeg en vervolgens weer andere paadjes koos. Haar willen volgen was onbegonnen werk en  doodvermoeiend. Vaak was ik geërgerd maar later kon ik ook gefascineerd zijn door haar gedachten associaties die meer een holografische beeld lieten zien dan een lineair relaas. De verwachting dat ze ooit echt naar mij zou luisteren, had ik halverwege mijn pubertijd al opgegeven. 
Ik  was vastbesloten het in ieder geval anders te doen! Dit bleek een ijdele hoop die pijnlijk werd ontmaskert door mijn oudste dochter die op een dag wanhopig uitriep: “Maham, je luistert helemaal niet je bent alleen maar met je eigen verhaal bezig!”  
Een vriendin deed  er nog eens een schepje bovenop door tijdens een etentje te vragen of ik eens een moment mijn klep wilde houden  om haar werkelijk in de ogen te zien.  Ze verklaarde dat ze het contact met mij mistte. Ik begreep feilloos wat ze bedoelde, tegelijkertijd besefte ik toen pas hoe ik door mijn monologen mijzelf, zoals mijn moeder dat ook had gedaan, gevangen zette in een eenzame vesting.   
Ik was geraakt door haar verzoek omdat ik juist zozeer naar verlangde om de oversteek te maken maar ik wist niet hoe dat moest. Ik voelde me onhandig, verlegen en letterlijk doodsbang. Ik durfde mijn vriendin nauwelijks aan te kijken omdat de stilte onheilspellend was. Met praten kon ik nog de regie houden maar wanneer ik de stilte toeliet dan was het of mijn identiteit verdween en ik zou verzuipen in haar ogen.

 Toch koos ik voor het vak van geestelijk verzorger die  bij  uitstek een luisterend oor verlangt. Door mijn scholing had ik echter een  gevulde gereedschapskist aangelegd met methodieken en luistervaardigheden. Daar leek ik aanvankelijk mee weg te komen. Ik had geleerd  adequate vragen te stellen, goed samen te vatten zo nodig een scherpe analyse te maken en  waar nodig begripsvol te hummen. Toch waren er momenten dat er stiltes vielen. Vooral bij mensen die te maken hebben met uitzichtloos lijden of  stervende zijn stond ik met een mond vol tanden en met lege handen. Ik leverde  heel wat innerlijke strijd om het in deze stilte uit te houden.  Mijn stilte vulde zich met paniek omdat ik naarstig op zoek was naar een diepzinnig woord dat het lijden  van de ander zou kunnen verlichten. Als dat lukte kon ik mij tenminste weer bevestigd voelen in mijn helperschap.  Maar alles wat ik dan toch te berde bracht  -tegen beter weten in- ketste af op weerstand waardoor ik voelde hoe het wantrouwen bij de ander toenam.
Bij mij sloop er ongeduld en verveling binnen die mij stiekem op de klok deed kijken.  Wanneer ik constateerde dat ik mijn half uur had ‘vol gemaakt’ ging ik er opgelucht als een haas vandoor. Onbevredigd en schuldig.

 Later ben ik mij gaan oefenen in deze stilte en haar allengs gaan waarderen.  De vraag die ik mijzelf allereerst stelde was: kan ik rusten in deze stilte…? En vervolgens: mag de nood van de ander er zijn? De ervaring die deze vragen mij brachten baande ongemerkt, en ik noem het woord voorzichtig, een weg naar Liefde…die ik ervaar als een goddelijke werkzaamheid die  juist in deze woordloze stilte zwijgend  ‘tot spreken’’ komt. 
Juist op het moment dat deze ervaring mij vervult gebeurd het soms  dat de ontmoeting tussen de ander en mij tot stand komt. Ik voel het maar zie het ook in de ogen die voor het eerst de mijne  werkelijk ontmoeten.
Op het moment dat ik ruimte maak in mijzelf door de stilte in haar volheid toe te laten, komt er ruimte voor de goddelijke werkzaamheid. De kracht van deze goddelijke werkzaamheid is dat ze voorbijgaat aan alle probleemgebieden maar resonantie  vindt in de ziel, in die van mij en in die van de ander. Steeds vaker ervaar ik hoe de relativiteit verdwijnt van de onderscheiden rollen tussen de zogenaamde hulpverlener en hulpvrager.  Maar ook hoe het etiket van leeftijd verdwijnt. 
In de ogen van een negentig jarige leek ik onlangs de eeuwigheid te ontmoeten maar zag ik ook de jonge vrouw die ze ooit was met al haar passies en verlangens.  
 Ik leerde de stilte zien als de  bron waaruit  een betekenisvol welzijn ontspringt.  

Ik ben daar het afgelopen weekend, waarin ik de stiltecursus volgde:  “The art of silence”   (zie www.artofliving.org ) nog eens in bevestigd.
Toch werd ik de eerste dagen van deze cursus opnieuw  geconfronteerd met weerstand die voortkwam uit de existentiële angst om te verdwijnen. Juist in deze langere periode van stilte besefte ik hoezeer communicatie mijn identiteit voed. Door praten schep ik de illusie een Iemand te zijn.   Door praten lijkt het alsof ik de aandacht van de ander aan mij kan binden en ik daardoor wordt bevestigd in mijn bestaan. Maar naarmate ik ging wennen aan die stilte kwam er een ruimte voor ontvankelijkheid die ik in het alledaagse leven  zo makkelijk met gebabbel dichtmetsel. De stilte maakt me ontvankelijk voor de aanraakbaarheid in het hier en nu…En juist deze aanraakbaarheid laat zich ervaren als de ultieme bevestiging van het feit dat Ik Ben.  


zaterdag 4 oktober 2014




Dierendag

Jaloers op een kikker...




In het kader van mijn werk als geestelijk verzorger in de ouderenzorg, leid ik een gespreksgroep. Het is niet eenvoudig een thema en een vorm te vinden die past bij het niveau  en de interesses van alle deelnemers.  De een heeft te maken met cognitieve beperkingen als gevolg van Alzheimer, een ander kan nauwelijks nog spreken (afasie) door een herseninfarct maar begrijpt wèl wat ik zeg.  De volgende heeft te maken met louter lichamelijk letsel maar  is  als voormalig  docente wijsbegeerte gewend om op een hoog abstractie niveau te denken en te communiceren.

Als opmaat naar dierendag, 4 oktober, heb ik de gespreksgroep het thema gegeven: “De betekenis van dieren” . Als inleiding vertel ik over de  Heilige Franciscus van Assisi die inspirator is geworden voor de werelddierendag. 
Franciscus had een animistische levensbeschouwing, dat wil zeggen dat hij niet alleen de mens bezag als een bezield wezen maar ook de natuur zoals planten, bomen, dieren en de kosmologische fenomenen zoals zon en maan beschouwde als bezielde entiteiten.  In zijn beroemde Zonnelied  benoemd hij de zon, de maan en de vier elementen: lucht, aarde, water en vuur als zijn broeders en zusters. De mens, aldus Franciscus, staat daardoor in een intieme relatie met de wereld. Wanneer we vanuit onze ziel spreken zijn we instaat om met mens, boom, plant  of dier te communiceren.  De legende verhaald dat Franciscus, in Het dal van Spoleto, tot de vogels sprak.

Ik vertel als inleiding dat het in feite niet anders is met de oorspronkelijke bewoners van Noord Amerika, de Indianen. Ook zei zagen alle aspecten in de natuur als hun relaties. Wanneer ze iets van die natuur wilde gebruiken om te eten of te verwerken tot een gebruiksvoorwerp,  werd om toestemming gevraagd.

Als werkvorm laat ik de deelnemers blind een medicijnkaart * trekken. Op iedere kaart staat een dier afgebeeld, die we in navolging van de Indianen, kunnen beschouwen als een totem. Aan zo’n dier wordt  een eigen gedragspatronen toegedicht, waarin we helende boodschappen kunnen ontdekken.
Ik  vind het in eerste instantie zinvoller om de deelnemers zelf met associaties te laten komen, dan de beschrijving te geven die in het bijbehorende boekje staat.  De eigen associaties verwijzen vaak naar (verborgen) eigenschappen  of verlangens die we in het dier projecteren. Wanneer bijvoorbeeld  twee mensen  bij een zelfde dier associaties beschrijven  hoeven ze niet perse dezelfde eigenschappen  te benoemen. Het is vaak verassend hoe ze middels de beschrijving een typering geven van zichzelf.

Een meneer beschrijft de buffel, vanwege zijn afasie staccato, in spaarzame woorden: “Samen, gaan! kracht,  machtig” Bij het woordje “gaan” maakt hij met zijn hand een beweging waaruit ik begrijp dat hij de beweging van de kudde buffels wil duiden. Natuurlijk toets ik of ik hem goed heb begrepen. Ik vraag hem of hij iemand is die tijd nodig heeft om voor iets warm te lopen maar als hij overtuigd is er dan ook helemaal voor gaat?  Als bevestiging steekt hij enthousiast zijn duim op. Hij onderstreept de bevestiging nog eens door naar de afbeelding van de buffel te wijzen en dan naar zichzelf.   

Zijn buurman heeft een kikker getrokken. Hij lijkt niet blij met de kaart. “Koud!” zegt hij met een zekere minachting en dan trekt hij zijn neus op. Ik vraag naar nog meer betekenissen, maar ik krijg geen antwoord. Wezenloos blijft hij naar de kaart kijken. Ik vraag me af of mijn vraag niet te abstract is, ik weet dat hij Alzheimer heeft en niet alles direct begrijpt. In de eerste fasen van dementie beseft men vaak wel degelijk dat men de wereld niet helemaal meer kan ordenen.  Een vraag waarop men geen antwoord weet  kan dan confronterend zijn.  Ik besluit niet op het antwoord te wachten omdat de wachtende stilte  hier pijnlijk wordt.  Ik probeer hem op zijn gemak te stellen door te zeggen dat we straks samen met kikker in gesprek gaan. Ik krijg geen respons.

Een mevrouw zegt bij de kaart van de dolfijn “Lief!” terwijl ze met een hand strelend over de afbeelding gaat.  Ze is geroerd en ik laat even de stilte die dan volgt.  
Plotseling steekt  de man van de kikker  zijn hand omhoog. Met een zekere jubbel in zijn stem zegt hij:  “Ik ben jaloers op de kikker!” Verwachtingsvol kijken we allemaal zijn kant op. “Ik wou dat ik net als de kikker zulke lange benen had dan zou ik over alle moeilijkheden heen springen!”
Wanneer ik na afloop de medicijnkaarten weer wil verzamelen, houdt hij de kaart met de kikker  stevig tegen zijn borst. “Deze is van mij!”    
*”Medicijnkaarten – dieren als symbool van helende kracht” Jamie Sams& David Carson. Altamira Becht.      ISBN: 90 230 0784 0