zondag 17 mei 2015


Aan de voeten van de meester…*

Sinds mijn spirituele pad bewust aanving, zo rond mijn eenentwintigste, had ik toch altijd een ambivalent gevoel met betrekking tot het discipel schap. Jezus had twaalf  discipelen, zo was me geleerd maar deze leefde in een andere tijd en in een andere cultuur. De horigheid van de discipel aan een religieuze autoriteit, dood of levend vond ik niet meer van deze tijd.  Sinds de opkomst van het humanisme (14e eeuw) hebben we  immers afgerekend met een religieus gezag waardoor de mens ruimte kreeg om zelf  middels de rede, een ethisch oordeel te ontwikkelen met betrekking tot mens en samenleving.   
De nonnen, de echtgenoten van Jezus,  die ik kende uit mijn internaat periode, bezag ik als een orde van gefrustreerde kippen die hun levensangst verhulde achter een schijn van devotie. Devotie gericht op  God, heiligen, of wereldse idolen beschouwde  ik als een regressief verlangen naar de moederschoot.
Volwassenheid betekende immers voor mij het schokkende besef dat ik me achter niets of niemand meer kon verschuilen omdat ik ontdekt had dat  de moederschoot mij geen geborgenheid  kon bieden. Ik werd cynisch en wantrouwend en besefte dat ik vanaf dat moment mijn waarheid aan niets of niemand kon ontlenen. Ik ontwikkelde me tot een eigenwijze betweter. 
Toch  kierde er tussen de vesting van gekunstelde  zekerheid, op kwetsbare momenten,  de herinnering aan een ervaring uit mijn kindertijd:  Op de avond voor mijn eerste plechtige communie, ik was zes jaar, overviel me de zekerheid  dat ik  opgenomen was in iets wonderbaarlijks.  Ik besefte  dat  God, Jezus en ook zijn moeder Maria onuitsprekelijk veel van mij hielden, meer nog dan mijn ouders broers en zus deden.  Ik zou deze ervaring, vanuit  een volwassen perspectief  kunnen afdoen als een kinderlijke fantasie, een compensatie voor  het heimwee naar mijn familie die ik weken moest missen  en als een vlucht  uit de grauwheid van  het gereglementeerde internaat leven.  Maar de liefde waarin ik mij toen opgenomen wist bleef  voelen als een overweldigende ervaring die immens overvloediger is dan de kleine kelk van mijn eigen psyché kon bevatten.  Met weemoed en ook ontroering  bezag ik de communiefoto’s   vanwege de argeloosheid waarmee ik het heilige tot mij had geroepen en het vanzelfsprekende vertrouwen waarmee ik durfde te ontvangen.  
Na een mislukte suïcide, op mijn eenentwintigste, werd ik opnieuw overweldigd door die alles omvattende liefde waarin het Goddelijke in mij weer tot leven werd gewekt. God had geen naam, geen identiteit, geen geslacht, geen gezicht en  liet zich niet verpakken in schamele woorden. Maar de ervaring was werkelijker en authentieker dan wat dan ook. Er was een weten in mij dat het doel van al het menselijk streven vervat  lag in deze onmiddellijke ervaring. Op dit dramatische  moment werd mij de ultieme zin geboden die me als een zon  naar voren trok waardoor ik wist waarvoor ik wilde leven.  Hoewel  de glans van deze ervaring, door alle eisen die en verplichtingen van het dagelijks leven aan mij stelde,  doffer werd, vervolgde ik nu bewust een  spirituele pad waarbij ik innerlijk onderwezen werd door een Meester: een imaginaire Jezus, die ik beschouwde als een archetypische projectie van mijn Zelf. Als ik bijvoorbeeld hindoe was geweest was Krishna verschenen en als Boeddhist  de Boeddha.
Het was een geruststellende gedachte dat deze meester het fysieke ontstegen was want dan hoefde ik tenminste geen kilometers te reizen om hem of haar te ontmoeten.  Toch wilde ik me niet horig onderwerpen aan welke spirituele richting dan ook uit vrees dat de impulsen van mijn innerlijke Zelf overheerst zou worden door de doctrines die een bepaalde richting vroeg of laat zou stellen.
Met enige meewarigheid  bezag ik de oranje jurken die in extase achter de toenmalige Bhagwan aan huppelde. De boeken van Bahgwan vond ik beslist inspirerend maar er was niets in mij dat  hals over kop een enkele reis Phoona moest boeken. De behoefte van westerlingen om massaal af te reizen naar India in de hoop een goeroe te vinden  bezag ik als die van  verweesde  kinderen  die hun affectieve  honger hoopte  te stillen bij een Almachtige Vader: de Goeroe.  De behoefte aan  emotionele vereffening werd misleid door het idee dat men  zogenaamd bezig was om spiritueel  te ontwaken.  Ik wist dat het  thuis bij de goeroe tijdelijk zou zijn zo lang men verzuimde het werkelijke thuis in zich Zelf te zoeken.  
Krishnamutri vond ik uiteindelijk veiliger en betrouwbaarder omdat hij  de discipelen  keer op keer  strategisch van zich afschopte in de hoop dat ze spiritueel op eigen benen durfde te gaan staan.

Mijn spirituele inspiraties, die ik zocht in boekjes waarmee ik mijn ziel  voedde in de beslotenheid van mijn eigen thuis,  wisselden elkaar na kortere of langere tijd af. Ik was niet zozeer een shopper  als wel dat mijn ziel na verloop van tijd andere inspiraties nodig had die  welbeschouwd  in elkanders verlengde lagen. Wanneer ik nu achteraf mijn spirituele pad beschouw lijkt het alsof ik een holografisch landschap heb doorkruist met wisselende landschappen.  Ik heb veel kennis opgedaan die weliswaar geworteld is in mijn eigen diepte maar toch  naderde ik nog steeds niet de overweldigende ervaringen  die ik had  ervaren op de vooravond van mijn plechtige communie en in de dramatische nacht toen ik  eenentwintig was. Hoewel de laatste vijf jaar het licht somtijds opflakkerde geïnspireerd door De cursus in wonderen bleef er toch iets ontbreken. Hoewel ik mij kon verlaten op mijn imaginaire gids vroeg ik me soms toch ook vertwijfeld af in hoeverre ik  zijn boodschappen omkleedde met wensen geboren uit ego motieven. Bovendien voelde ik de noodzaak om van mijn bank af te komen verborgen in de veilige vesting van mijn comfortzone.  

Een jaar geleden kwamen mijn geliefde en ik  in contact met Art of Living. We waren net een paar weken getrouwd en vonden dat we niet de rest van ons leven  hand en hand op de bank moesten gaan zitten maar dat onze liefde vrucht moest dragen door iets te doen voor ons nagelslacht. We hadden ten slotte de leeftijd bereikt waarop we niet alleen komen halen  maar ook dat het tijd werd om onze rijkdom te geven aan het leven. De wens was er maar we hadden nog geen echte vorm.
Als bij toeval kwam Art of Living op ons pad.  Art of Living helpt niet alleen door gerichte ademtechnieken mensen te ont stressen met het gevolg dat ze liefdevoller in het leven staan: waardoor het adagio “Verbeter de wereld begin bij je Zelf” handen en voeten krijgt. Daarbij initieert  ze, als een van de grootste humanitaire organisaties, talloze educatieve en sociale projecten in meer dan honderdvijfenvijftig landen.  Dat beviel ons.

Tijdens de introductieworkshop werd kort verwezen naar de grondlegger Sri Sri Ravi Shankar.  Op de achtergrond van het podium zag ik, de beeltenis van  hem, een vrolijk lachende man… ik ervoer energetische verwantschap met mijn imaginaire Jezus.   Vervolgens  keek  ik rond en zag dat de representanten van deze  organisatie, even divers waren als het winkelend publiek op zaterdag in de hoofdstraat van onze stad: geen oranje jurken, geen mala’s en dat gaf me vertrouwen.
Mijn geliefde en ik schreven ons in voor het Happiness Programma het basisprogramma waarin je de essentiële basistechnieken leert.  
Tijdens het slot van dit weekend  verscheen daar levendiger dan ooit mijn imaginaire Jezus, maar zijn beeld veranderde in die van Sri Sri Ravi Shankar en in een fractie werd ik bevangen door  de overweldigende liefde waar ik sinds mijn eenentwintigste   naar zocht… Ik voelde een intense dankbaarheid maar behield ook mijn nuchterheid die maakte dat ik niet het gevoel had me naar De Meester te moeten spoeden.   Mocht de tijd daar zijn om hem te bezoeken dan zou dat moment wel komen, daarbij vroeg me ook af of een live ontmoeting perse nodig was.  Ik kreeg als  antwoord van een adept dat je in zijn aanwezigheid veel makkelijker contact maakt met de universele bron van liefde.

Intussen werd Sri Sri Ravi Shankar   een vertrouwde persoon in onze huiskamer: we bekeken  talks van hem op DVD, we lazen zijn boeken en volgde binnen het aanbod van Art of Living meerdere cursussen.  De  presentie van Sri Sri, of zoals insiders liefkozend hem Guriji noemen, ervoer ik als schoon, authentiek waarbij ik geraakt werd  in iets heel vertrouwds van mijn wezen.  
We hingen langzamerhand, aanvankelijk met enige gene,  beeltenissen van hem op in huis en toen mijn schoonzoon vroeg wie die baardige meneer  was verklaarde ik dat als  “Een aardige oom”.  En zo voelde hij ook een vriendelijk gezellig oom die nota bene een leeftijd genoot van ons is.
De oefeningen in de cursus reikte verder dan mijn boekjes wijsheid en daagde uit om letterlijk  in beweging te komen teneinde ook de grenzen van mijn comfortzone  op te rekken en ja daar was overgave voor nodig die haar grond vindt in vertrouwen.   Vaak stuitte ik op mijn eigen  weerstanden  die ik  eerder projecteerde op de organisatie dan op de grondlegger. Maar ik begreep ook dat de organisatie gedragen wordt door mensen die net als ik, soms geregeerd worden door haar kwetsbaarheden geboren uit emoties. Het leven in een gemeenschap is immers al een uitdagende leerweg.  Mijn vertrouwen voedde ik met de realisatie dat ik uiteindelijk niets te verliezen heb alleen maar te winnen.
Nu ik na een jaar omkijk heeft er heel gestaag een ontwikkeling plaats gevonden. De zaden van mijn spirituele pad zijn ontkiemt en flink geworteld:  Het is lente in mijn gemoed en mijn knoppen staan op barsten. Het vertrouwen groeit maar  overgave is nog vaak een struggle.

Vorige week was het dan zo ver we zouden  Guruji  gaan ontmoeten tijdens de Silence Course in de Europese ashram in Bad Antogast dat gelegen is in het Zwarte woud.
De dag van zijn komst veranderde de energie in de ashram die naar mijn idee veroorzaakt werd door de opwinding van de mensen  over het feit dat De Meester  in aantocht was. Ik voelde ergens dezelfde opwinding die niet anders was als het gevoel dat ik had in mijn kindertijd wanneer Sinterklaas moest komen. Met enige argwaan beschouwde ik  het nerveuze gedoe: mensen die klaar stonden met bosjes bloemen, de camera’s  in de aanslag en het gedrang om op de voorste rij te komen.  Alle eerdere bedenkingen  met betrekking tot de behoeftigheid aan een goeroe drongen zich weer levensgroot op.
Ik wilde  mijzelf niet in deze opwinding  laten meesleuren en koos de positie van toeschouwer.
Zittend op een bankje acheraf  hoorde ik  een aanrollende auto stoppen gevolgd door gejuich, applaus en de opwinding steeg naar de  top.  Guriji leek  gearriveerd en ik bemerkte dat mijn hart toch iets sneller klopte. De drommen mensen weken uiteen en toen zag  ik de man   die kleiner is en donkerder van huid als dat ik verwachtte, de trap opkomen.  In een paar stappen was  hij mij al  voorbij.   Ik weet niet goed hoe ik de emotie moest verklaren die zich een weg naar mijn keel baande. Ik vroeg me af of dit vals sentiment was  of  toch  een authentieke reactie die  opborrelde uit een diepere laag van mijn wezen?

Wanneer ik in de avond  zijn talk beluisterde was het eigenlijk niet veel anders als thuis op de bank wanneer ik naar een dvd keek. Zijn voorkomen en zijn stem waren al zo vertrouwd.  Met dat verschil dat ik hem thuis beter kon zien dan op deze grotere afstand. Vaak moest ik ook nog  reikhalzen omdat er mensen waren die zich voor drongen.
Ik was moe en zelfs een beetje saggerijnig.  Is dit alles… Ik keek op mijn horloge omdat ik  naar mijn bed verlangde.  Met opluchting hoorde ik  de bajang “Hari Om” zingen een lied dat  Guruji inzet  als slot van zijn aanwezigheid. De toehoorders groepeerde  zich weer in  twee rijen zodat ze een pad baande  waardoor heen Guruji zich naar de uitgang kon begeven. Een fractie voordat hij mij  passeerde deed  een boomlange vent een stap opzij waardoor ik achter zijn rug verdween.
Ik graaide mijn spullen bij elkaar en sloot me aan bij de drommen van mensen op weg naar de uitgang.    Een van de Nederlandse teachers hield me staande en zei dat ik moest blijven omdat Guruji  straks een ontmoeting wil met de  deelnemers gegroepeerd naar het thuisland.  De landgenoten, in zoverre dat in de chaos lukte, werden bij elkaar in lange rijen opgesteld. Even later  kwam Guruji  weer binnen en ik zag dat het nog een tijd kon duren voor hij mij passeerde omdat  ik bij een van de tien laatste in de lange rij stond. 
De opwinding stuiterde opnieuw  tegen de hoge balken. Velen boden cadeautjes  aan die hij onmiddellijk aan een begeleider gaf die handen te kort kwam om ze te dragen en moest jongleren om ze allemaal vast te houden terwijl zijn gezicht ontnomen werd door de berg cadeautjes die zich in zijn armen opstapelde.  
Sommige proberen Guruji  te omarmen, of vleiden ongegeneerd hun lichaam tegen die van hem aan.  Velen willen met hem op de foto opdat ze een trofee in handen hebben  die ze straks op FB zullen plaatsen. Ik bemerkte de moeite die ze hebben om hem los te laten, dit beantwoordde  hij goedmoedig door een hoofdknik om zijn weg weer te vervolgen.    Het was niet anders als de gekte rond een popidool.  De bedelende hebberigheid  om zijn aandacht, in wat voor vorm dan ook ,vond ik stuitend en moest soms naar de grond kijken omdat ik het niet meer kon aanzien. Ik vertaalde dit gedrag opnieuw als die van behoeftige kinderen.
Iemand zei:” Je mag hem een vraag stellen!”  De vragen werden gesteld mondeling of op briefjes die hem in de hand werden geduwd. Het is alsof alle vragen die ik in de loop der maanden heb willen stellen waren  verstomd.   
Ik  zie hoe Guriji met volle aandacht  naar een ieder luisterde, briefjes las, stil stond, een woordje sprak of een bemoedigend gebaar maakte en dan zijn tocht langs de mensen vervolgde met links en rechts de  terugkerende vraag stelde:   “Are you Happy?”
Aan zijn authenticiteit twijfelde ik niet. En dan stond  hij toch vlotter als ik had  verwacht, voor me en vroeg met dat typische Indiase accent die ik ken van de vele talks op dvd:  “Are you Happy?”  “Oh yes!” loog ik.
Ik keek hem een moment  aan en verdween even... een fractie in de diepte van hele donkerbruine ogen. De ogen die een blik vergunnen op de eeuwigheid en de bron ontsluit naar Liefde die voorbij gaat aan de tijd. De ontmoeting was slechts een fractie maar er ontwaakte een weten in mij. Het is alsof het antwoord waar ik op wachtte helder in mijn bewustzijn verscheen... woordloos. Er ontwaakte het  besef dat ik op de zekerheid die in mij is kan vertrouwen. In die ene blik werd duidelijk dat ik op generlei wijze de antwoorden van buiten hoef te halen omdat ze al in mijn wezen besloten zijn. De blik van Guriji ervoer ik als een blik van bemoediging:  Je weet meer dan je jezelf durft toe te geven!  Oppervlakkig gezien zou dat betekenen dat ik me geenszins hoef te verlaten op een Meester. Maar de paradox is, zoals me in de slapeloze nacht die volgde, helder inviel: Uit mijzelf de deur openen naar die innerlijke bron is vaak zwaar en moeizaam  te meer ook omdat ik de deur nogal eens heb gebarricadeerd met obstakels van angst.  De aanwezigheid van Guruji heeft de werkzaamheid van smeerolie waardoor  de deur naar mijn innerlijke bron met minder moeite  werd geopend waarbij de obstakels voor het moment waren opgelost. Ik weet, dat als het mij vergund is om  langer te  verblijven  aan de voeten van de Meester,  er wellicht  een moment komt dat er geen deur meer is…  
*Het woord Upanishad betekent letterlijk : neerzitten bij” en duidt op het zitten aan de voeten bij de meester, vandaar dat Upanishads ook onderricht betekent.  
De Upanishads zijn een weergave van observatie van het eigen innerlijk. Want, zo zegt de filosofie, zelfobservatie is de manier waarop de mens de oorzaken ontdekt. De Upanishads geven met andere woorden de weg aan naar het fundamentele inzicht, het bereiken van de onsterfelijkheid van het Zelf.  De Upanishads zijn een onderdeel van oude hindoeïstische geschriften en de oudste behoren ook tot de Veda’s.