vrijdag 16 september 2016


Hondengeluk…

Met  meewarigheid  sloeg ik tot nog geen jaar geleden de hondenbaasjes gade die met enige mate van dweperigheid, overgoten met een saus van sentiment , de capriolen van hun vier voeter moesten memoreren.  Zoals te pas en te onpas op verjaardagen gebeurde maar ook bij lunches op het werk of bij de nazit van een vergadering. Op Face Book spotte  ik de “hondensentimantalisten”  omdat ze om de haverklap weer zo’n schattig of hilarisch hondenfilmpje moeten posten, waarvan ik ging geeuwen. Hadden ze dan niets diepzinnigers te melden…?  

 Woog al die opgetogenheid op tegen de offers? Vroeg ik me af. Zoals  bij nacht en ontij  je bed uit moeten  om  dan ook nog eens  met regen en tegenwind naar buiten te gaan om je huisdier uit te laten. Verruïneerde bankstellen, de poep soppend snachts tussen je tenen als je “lieveling” een ongelukje heeft gehad in huis. En dan  te denken aan een  loops teefje die buiten gevolgd wordt door hitsige reuen leek me al helemaal een gruwel.    Ook denk ik aan de vriendin die tijdens een gezellige lunch na een uur zenuwachtig op haar horloge kijkt omdat ze naar haar hond toe moet. Is ze eindelijk uit de kleine kinderen  en gescheiden van een controlerende dwingende echtgenoot teneinde zich vrij te voelen, dan neemt ze een hond om zich vervolgens te  laten terroriseren door de behoefte van zo’n beest. Onbegrijpelijk vond ik dat.
Nooit meer spontaan  uit eten of op vakantie omdat je geen geschikte oppas hebt voor je pseudo kind. Het romantische beeld van het zwerven met je hond langs beemden en  weiden werd voor mij toch ook overschaduwd voor de angst van   vervelende  confrontaties met andere heeele Grote fanatieke  honden en hun evenzo fanatieke baasjes. En dan nog maar niet te spreken van torenhoge rekeningen omdat hond ziek wordt en tenslotte toch ook te maken krijgt met allerlei  lekkende ouderdomskwaaltjes die toch ook de nodige zorg en valuta verlangt. En dan moet je ook nog zo’n beestje consequent opvoeden: “Zit!” “Af!” “Zoek!” “Lig!” “Links…rechts!” Niets voor mij!  Toen mijn jongste dochter 13 was kreeg ik ongezouten de feedback op mijn opvoeding: “Mam, je bent een hele leuke creatieve moeder maar opvoeden kan je niet!”  En inderdaad regels die ik stelde werden spontaan weer ingewisseld voor anderen die ik zelf dan na een uurtje weer was vergeten.  Een hond  zou een loopje met mij nemen en mij tenslotte tot de  laagste rang  in de roedel degraderen. Kortom: Hondenbezitters waren  voor mij eigenlijk een beetje zielig omdat ze vrijwillig zich opofferde voor iets waar ik nauwelijks de lol van in kon zien.

Maar dan toch… sluipt het fenomeen hond toch stiekempjes, in de loop van de jaren,  mijn bewustzijn-  en tenslotte real a life mijn leven binnen.  In een visualisatie  zag ik mijzelf als schrijfster en jawel daar lag doodgemoedereerd een trouwe hond aan mijn voeten en ik vond het  toch een heel aantrekkelijk beeld.  Ook  worden  mijn dromen  al minstens tien jaar, bij regelmaat, doorkruist door een glanzende zwarte hond en als ik dan in de diepte van haar donker  ogen kijk tuimel ik in de eeuwigheid. Het zijn slechts  dromen die ik eerder symbolisch beschouw dan als hint dat ik mijn leven moet uitbreiden met zo’n kwispelaar. 
Wanneer ik  bij de eerder  genoemde vriendin thuis  kom legt haar hond haar kop in mijn schoot m ben  ik toch enigszins gecharmeerd. “Dat doet ze nooit!” is de reactie van mijn vriendin. “Je hebt goeie fibes!” Ik betrap mijzelf erop dat ik al minstens een half uur zachtjes de  vacht van de hond aan het strelen ben.  “Daar wordt ik nu helemaal rustig van!” zeg ik. Mijn vriendin verklaard dat door aaien het gelukshormoon  oxytoxine  wordt geactiveerd, dat is een hormoon die zorgt dat je meer ontspant en zelfs de bloeddruk kan laten dalen. Mmmm…misschien…toch?

Mijn geliefde verhaalt regelmatig over Lotje, een border collie, waarvan hij zich acht jaar het baasje mocht noemen, en toen ging ze toch nog onverwachts dood.  In zijn verhalen krijgt Lotje de rol van een heldin die qua intelligentie en vaardigheden niet is te evenaren.  Eigenlijk vind ik zijn verhalen te mooi, te romantisch om waar te zijn. Ze verhalen deden me aan de televisie hond Lassie denken. Maar werkelijke huis tuin en keuken honden kunnen toch niet tippen aan die voorbeeldige televisie honden, die waarschijnlijk achter de schermen ook niet zo ideaal  zijn?  Intussen mijmerde mijn lief er nogal eens  over dat als hij strakjes gepensioneerd zou zijn “dan…wie weet…misschien…nou ja, we zien wel… “ 

En inderdaad we zien wel, want toen hij eenmaal zijn pensioen had ging hij niet naarstig op zoek naar een puppy, eerder hield hij de boot af. Zelfs toen zijn dochter als nadrukkelijke hint hem een hondenkluif voor zijn verjaardag gaf, was er geen respons.  En dan betrap ik me erop dat ik het jammer vindt dat zijn reactie uitblijft.  Vervolgens wuif ik mijn ‘’jammer’’  haastig weg  met alle bovenstaande  bezwaren.  Toch laat  het fenomeen hond zich niet meer in de coulissen van mijn bewustzijn terug dringen. Op onverwachtse momenten zie ik mijzelf toch aan het strand waarbij ik een stok de ruimte in gooi gevolgd door een dartel springend beest. Ik begroet in mijn fantasie de frisse ochtend  dauw in gezelschap van een hond. Uiteindelijk ben ik het die als in een opwelling een puppysite bekijkt en bij wijze van test zeg: Zal ik bellen voor een afspraak!” En mijn lief zegt: “Ja bel maar!” De afspraak wordt gemaakt en vervolgens heb ik een  slapeloze nacht, waarbij de  genoemde  bezwaren  deze  nacht in haar meest dramatische vorm de revue passeren.  Tegen de tijd dat het licht wordt maakt de angst plaats voor een zekere opgetogenheid. Wanneer de mand in de kamer staat en het eerste speeltje is gekocht voelt het als de laatste dagen van de zwangerschap. Nog twee dagen wachten lijkt te lang voor de komst van Tara. De naam Tara welt spontaan op in mijn gedachten, gevolgd door het besef dat het de naam is van een Godin is uit het Tibetaans boeddhistisch pantheon die veel goeds symboliseert.

En dan eindelijk is het zover als het laatste teefje uit het nest mijn armen wordt gelegd. Kwetsbaar en bibberig nestelt ze zich tegen mij aan waarbij alle bezwaren onmiddellijk in rook opgaan. Wat overblijft zijn latente moeder gevoelens en mijn lief grapt met de vraag of de melk al toeschiet. Op weg naar haar huis informeer ik, vanachter het stuur iedere vijf minuten, hoe “onze” Tara het maakt.

Intussen zijn we zeven maanden verder en Tara heeft een stevige plaats in ons leven genesteld. Wanneer ik een week van huis ben heb ik heimwee naar Tara, dat zich vooral laat voelen als ik ergens een hond zie lopen. Ik moet de hondenbezitter dan onmiddellijk fotos laten zien van mijn kwispelkind thuis.  En als ik haar eindelijk weer zie wordt mijn blijdschap nog eens opgezweept door haar enthousiasme. Dat enthousiasme is er ook als ik maar tien minuten ben weg geweest voor een boodschap.  Ik heb nog geen mensen gezien, hoe dol ze ook op elkaar zijn, die  zonder het voorbehoud waarmee honden elkaar begroeten, elkaar gedag zeggen. De drie luchtige zoenen in de lucht zijn een aanfluting vergeleken bij dit enthousiasme.   Nu wens ik het ook weer niet om door andere mensen zo begroet te worden  want door een enthousiaste haal van Tara met haar tong over mijn gezicht, zit de  verse lipstick in mijn wenkbrauwen. 

Het fenomeen honden uitlaten  geeft toegang  tot een apart sociaal leven met een eigen dynamiek. Wandelend door het park voer ik hele uiteenlopende gesprekken met de hondenbezitters. Tips worden uitgewisseld en er zijn vrolijke  initiatieven: Zoals iedere avond om 22.15 verzamelen een aantal hondenbezitters zich om dan een rondje om het veldje te lopen en tot slot worden alle 6 hondjes gecommandeerd om op de stoeprand te zitten en dan een voor een afgeroepen om een “voertje” te halen, en dat levert  soms hilarische taferelen op. Een vrolijk slaapmutsje.  Tara heeft ook zo haar vriendjes en vriendinnetjes, ik noem Kaya, Jacky, Storm en Grote Bo.  Met een ieder heeft ze een eigen relatie. En er zijn er ook bij die ze niet moet en dan ontwijkt.  

De reis naar Bali hebben we inmiddels  geofferd aan een natuurhuisje ergens in Nederland. Ik kan het echt nog niet over mijn hart verkrijgen om Tara bij een pension te stallen.  Maar mijn  geluk floreert, en ik meen ook dat van Tara als ze met gedreven fanatisme zich in de tuin van het vakantiehuisje een weg graaft naar Tasmanië.   We gaan ook minder uit eten. Hoewel Tara voorbeeldig zindelijk is moest ik vorige week toch poep ruimen als gevolg van een virus. Maar ik doe het met liefde en ik ben opgelucht als weer een beetje haar eetlust terug komt. Ze maakt er soms ook een klerenbende van en als ik niet oplet vindt ik de schone was terug in haar mand. Ze is dol op mijn splinternieuwe slippers van bijna 100,- euro die ik elke keer weer nèt kan redden van een aanval van haar penetrerende tandjes.
 Eigenlijk zijn mensen zonder hond wel een beetje zielig omdat ze dit honden geluk moeten ontberen….  Maar ik denk dat ze niet weten wat ze missen.




dinsdag 14 juni 2016



De ouderdom als inwijdingsweg



Het is tien over vier en ik ben moe…moe van de gesprekken, die deur na deur gaan over eenzaamheid. Ik ben moe van het gejammer over het  falen van de zorg als gevolg van bezuinigingen. Ik ben moe van  de klachten over het eten of over kinderen die niet genoeg komen. Ik ben moe van de geur van verzadigde incontinentie luiers. Ik ben moe van mijzelf; van het empathisch knikken en de repeterende antwoorden: “Ik begrijp het” of “Ik kan het mij voorstellen dat u zich zo voelt…”  Ik vraag met af of ik  het vandaag maar niet voor gezien moet houden omdat  mijn energie ongemerkt is weggesijpeld. Ik heb mijzelf niet zoveel meer te bieden laat staan dat ik nog beschikbaar kan zijn voor anderen.
Ik sta in de lift en heb de nul al ingedrukt, maar dan denk ik aan die man waarvan ik heb gehoord dat hij onder de middag  uit zijn dak is gegaan omdat het onafgebroken geroep van een medebewoner hem  te veel werd.  Misschien is hij van streek en kan ik toch nog iets voor hem betekenen? Beneden druk ik opnieuw op “drie” waarop de lift weer naar boven zoeft. 
Na mijn klop en zijn bevestigend “Ja!” open ik zijn deur.   Op de drempel  vraag ik of het gelegen komt. “Heerlijk!” zegt hij en klapt vergenoegd in zijn handen.
“Hoe gaat het?”  Hij knikt met een glimlach waarop hij mij met een boek tegemoet zwaait. “Dit boek is geweldig!… Ik heb het al drie keer gelezen, maar ja, mijn verstand gaat achteruit dus ik lees het nu weer als nieuw.
Onwillekeurig pak ik het boek van hem aan.  Voor een tijd een plaats van God  van de theoloog en ethicus Harry Kuitert. Dan aarzel ik  een moment. “Kijk maar gerust hoor!”  
Ik lees snel de achterflap en wat blijft hangen is de opvatting dat God in feite een product is van de menselijke verbeelding. 
“Bent u als voormalig pastoor dan niet teleurgesteld?"
"Nee, waarom zou ik?"
"De God waarvan u zo lang getuigenis hebt afgelegd, is in feite door de mens  gebaard? Het komt er dan op neer dat wij geen schepping van God zijn  maar dat wij hem  hebben geschapen naar ons beeld en gelijkenis? “
“Kuitert zegt dat we in religieuze zin volwassen moeten worden. Deze geconstrueerde God moeten we voorbij anders komen we op den duur bedrogen uit. Kuitert geeft woorden aan gedachten die, naarmate ik ouder wordt, ook in mij zijn gerijpt."
Ik meen te begrijpen waar hij naar toe wil. “De God van de religieus volwassenen  is een onzegbare God, een God die voorbij de woorden, voorbij de  beelden verblijf houd…De God waar de mystici over spreken….?"
Een moment houd hij zich nadenkend stil waarop hij  bevestigend knikt.
Ik voel hoe de energie mijn lijf en leden weer vult. 
Met een puntige vinger wijst hij naar een stoel. “Gooi die kleren er maar af…gezellig!”      Ik trek de stoel bij het bed. Verwachtingsvol kijkt hij mij aan.
“Ik heb wel eens gedacht dat de God waar de mystici over spreken slechts in de stilte woont.?” Zijn reactie blijft uit.
“Hoe zie je mij?” vraagt hij na een stilte die misschien wel een minuut heeft geduurd.
“Ja gut, als een man op leeftijd…een wijze man op leeftijd!”   
Zijn ogen sprankelen ondeugend.  
“Vleiend... Je zegt het netjes… ik ben een oude man, een stokoude man… 96 jaar, stokoud van lijf en leden, en zelfs mijn geest is tanende. Je mag me wijs noemen maar ik heb ze echt niet altijd meer op een rijtje… ik vergeet veel.”   
Ik moet hem gelijk geven. Vooral het laatste jaar wordt hij steeds vergeetachtiger. En soms is hij ook  in de war zoals die keer dat hij  niet meer wist hoe hij  de weg naar zijn kamer kon vinden. Hij vertelde me toen dat hij onrustig wordt van al die oude mensen, die maar roepen en schreeuwen. "Daarom blijf ik maar liever op mijn kamer!"
 Misschien heeft zijn uitbarsting van vanmiddag  daar ook meet  te maken. Ik vraag er niet meer naar, hij lijkt het nu vergeten te zijn. 

“Wat vindt je van de ouderdom?” Zijn ogen staan nog steeds vrolijk. 
“Ik zal eerlijk zijn… sinds ik in het verpleeghuiswerk ben ik somberder gestemd over de ouderdom.  Wat je allemaal niet moet prijs geven met daarbij het stilzwijgende lijden omdat onze samenleving te snel gaat en te druk is om lang stil te staan bij het lot van ouderen maakt me bang en droef. Natuurlijk ben ik ook bezorgd over mijn eigen ouderdom. Over twintig jaar ben ik tachtig!” Ik zie ho hij glimlacht.
“Oh ja, je moet veel prijs geven als  je oud wordt. Meer nog, denk ik, dan dat je je nu kunt voorstellen.  Maar dat is ook een zegen. ..”
Zijn blik is nu  met volle aandacht gericht op zijn handen waarbij hij een paar maal zijn vingers krachtig spreid en dan weer sluit.
“Je sprak net over de stilte….De ouderdom is ten diepste  een inwijdingsweg die je op een dwingende manier steeds meer laat bepalen tot die stilte... en dat is een zegen! Je kunt je daar nu misschien weinig bij voorstellen?
Generatie genoten gaan dood, in een tehuis als hier zijn er steeds minder medebewoners waarmee je een zinnig gesprek kunt voeren, de verpleging heeft het te druk en de telefoon blijft vaker zwijgen, trouwens telefoongesprekken kan ik niet voeren omdat ik de helft niet meer kan verstaan. En op die spaarzame familiefeestjes waar ik nog kom verdwijn ik ook in de marge van het feestgedruis omdat velen niet het geduld op kunnen brengen om naar een hardhorende oude man te luisteren.  Ik kan niet zelfstandig naar buiten dus ja ik ben aangewezen op dit hokje met een fractie van mijn inboedel die ik ooit bezat.  Ik heb veel ruimte  om de stilte toe te laten."
“De stilte om de God van de mystici te ontmoeten?” Vraag ik overijverig enthousiast.
“Nee, nee, zover ben ik nog niet…misschien pas als ik mijn laatste adem uitblaas…."
Het klinkt bevrijdend zoals hij het zegt maar ergens bekruipt me ook de angst alsof de stilte verpletterend is. Tien dagen een stilteretraite is nog uit te houden in de wetenschap dat ik daarna weer in volle glorie het leven kwetterend tegemoet mag treden waarbij ik weer bevestigd kan worden door het leven. Ik zeg hem dat. Begrijpend knikt hij naar mij.
“Aanwezig zijn in de stilte is èèn, maar de moed hebben om er nèt iets langer in te verblijven dan je denkt aan te kunnen brengt je bij de deur van het mysterie. De bevestiging die de wereld je geeft is trouwens  relatief."  
Ik knik omdat ik dat ook de laatste jaren heb ontdekt.
" De stilte is zwanger van de genade….de stilte brengt zoveel rust… zoveel liefde juist voor dat wat is en ook voor dat wat is geweest.  De ouderdom nodigt je uit tot die stilte waardoor je transparanter wordt en zoals ik het intuïtief  voel  is dat helpend  om op een vloeiende manier, zonder doodsstrijd,   het stoffelijke te verwisselen voor het eeuwige. “


vrijdag 5 februari 2016


Mijn ik? …stelt niets voor!
“Door het kennen van een brok klei, mijn jongen, wordt alles wat van klei gemaakt is, gekend. De modificatie is niet meer dan een naam, die voortkomt uit spraak. Wat werkelijk is, is enkel de klei.
Door  het kennen van een gouden sieraad wordt alles wat van goud gemaakt is, gekend. De modificatie is niet meer dan een naam, die voortkomt uit spraak. Wat werkelijk is, is enkel het goud (…).”                                                         
Chãndogya  Upanishad VI

Ayurveda: eenheid van ziel, geest lichaam en kosmos
In de opleiding voor Ayurvedisch practitioner, die  ik nu volg, wordt ook aandacht besteed aan de Indiase filosofie. De zes Indiase filosofische scholen de zogenaamde shad darsana  hebben ieder, in meer of mindere mate,  een bijdrage  geleverd aan de benadering van Ayurveda. Ayurveda een holistisch gezondheidssysteem uit India, stelt dat zorg voor onze gezondheid niet alleen beperkt is tot het lichamelijk welzijn  maar dat deze  gedragen wordt door psychisch-  en spiritueel welzijn dat ook verbonden is met de omgeving waarin we leven: zo binnen zo buiten!   Daarom is er in de studie ook veel aandacht voor de spirituele dimensie omdat deze wordt gezien als de wezenlijke bron van welzijn die haar doorwerking heeft in de psyché en zo ook op het lichamelijke niveau. 
Vedanta
Wanneer de 6e school, de Vedanta wordt behandeld ga ik rechter op zitten omdat hetgeen wordt gezegd resoneert in mijzelf. De Vedanta is gebaseerd op de Veda’s en de Upanishaden,  De oudste filosofische en  religieuze teksten uit het Hindoeïsme.    Deze leer zegt dat ,de dualiteit die we in het dagelijks leven ervaren, betrekkelijk is. Het leven is non-duaal, dat wil zeggen dat er in wezen geen afzonderlijke verschijningsvormen bestaan maar alles een manifestatie  is van Brahma.   Brahma is de Absolute werkelijkheid, die je ook kunt vertalen met God. Deze heeft niet de betekenis van  de geïnstitutionaliseerde  christelijke  God  die vanuit  een verre hemel oordeelt over levende en doden en zo nodig zijn sancties laat gelden. Deze God, als vrucht van het instituut kerk,  is geschapen naar het antropocentrische  beeld van de mens en is dus als zodanig een egocentrische projectie en is ook nog eens omkleed met de aanslag van cultuur en tijdgeest.
De God van Vedanta  is onpersoonlijk maar is alles in alles en existeert  in alle  verschijningsvormen, inclusief de mensheid waar jij en ik ook toebehoren. Ons innerlijke Zelf (Atman) is identiek met God (Brahma).  Omdat we allen een manifestatie God  zijn is zoiets als een afgescheiden  jij en ik een illusie.  De verwerkelijking van het besef dat al het Zijnde behoort tot die Eenheid noemen we verlichting en heeft versterkende gevolgen voor de wijze hoe we de wereld beleven en hoe we omgaan met alles wat haar bevolkt. Verlichting heeft dus een ethische implicatie die hier als een natuurlijk gevolg uit voort vloeit.
Opgemerkt moet worden dat ook de mystici uit het esoterisch Christendom, Jodendom en uit de Islam allen verslag doen van die God van Eenheid. Deze God beweegt zich dus blijkbaar buiten de kaders van welke religie dan ook.  Hiermee wordt godsdienststrijd belachelijk relatief. Want wanneer ik deze  eenheid in haar uiterste consequentie doordenk impliceert  strijd  voeren met wie of wat dan ook strijd met je Ware Zelf. Immers als God alles in Alles is en ik deel ben van dat Goddelijke, dat existeert als mijn Ware Zelf, dan rest er niets anders als het leven te accepteren zoals het  zich toont.   
Tijdens het college wordt me ineens een glimp geboden hoe acceptatie van het Zijn een eindeloos perspectief aan rust biedt.  Tegelijkertijd voelt de geboden stof ook abstract en ijl omdat de wereld om mij heen nog steeds een bron van onrust voor mij is.  Ik wordt nog al eens uit mijn slaap gehouden door al die conflicten die ik in gedachten met “als-situaties” uitvecht.  (En de ironische grap is dat het leven in werkelijkheid toch altijd weer anders verloopt dan ik in die nachtelijke woeluren vrees. De mens lijdt immers het meeste aan het geen hij vreest).

Goud en Klei als metaforen van het Absolute
De docent  illustreert de illusie van onze gescheidenheid met  de metafoor van een gouden armband of de gebakken pot van klei. De vormen, de armband en de pot, blijken  betrekkelijk te zijn. De pot kan  bijvoorbeeld in duizend scherven vallen en de gouden armband kunnen we weer omsmeden tot iets anders waardoor het bijvoorbeeld een ketting of een ring  wordt.  Van de klei kunnen we even zo goed een bord of een vaas maken.  De vormen, die we benoemen met begrippen die ooit bedacht zijn, blijken relatief maar  het goud en de klei, waarvan de vormen zijn gemaakt,  zijn absoluut.  Daarmee is gezegd dat de verschijningsvormen betrekkelijk zijn maar de essentie van hun manifestaties is absoluut. Het absolute is goddelijk en onveranderlijk.  Met ons mensen is het niet anders, ons lichaam is betrekkelijk maar de essentie van ons wezen, die  we duiden met het Zelf  is Absoluut en onvergankelijk, dat wil zeggen dat ziekte ouderdom en dood daar geen vat op hebben.

Kwetsbaarheid en kracht
Dit is voor mij een troostrijke gedachte .  Juist in de week,  voorafgaand aan dit college, heb ik gehoord  dat mijn zus ernstig ziek is. Overdag maar ook snachts overvalt me de betrekkelijkheid van alles. Wie wat of hoe stellen we eigenlijk voor? Mijn zus ik en de rest  van onze familieleden  zijn voor een tijdje op elkaar  betrokken,  vroeg of laat zullen we echter  een voor een ten prooi vallen aan de dood. Vaak – en zo vergaat het de meeste mensen- schuiven we de vergankelijkheid  van ons lichamelijke bestaan voor ons uit. Dat is iets voor ooit in een verre toekomst,  tegen die tijd zien we wel. Eigenlijk moeten we daar liever maar niet aan denken…
Het is dus ook  een troostrijke gedachte dat onze essentie, blijft bestaan teneinde terug te keren naar de eenheid.  Vedanta  gaat nog een stap verder, deze leer  stelt dat we nooit hoeven terug te keren omdat we al deel van de goddelijke  eenheid zijn. We hoeven niet eerst dood te gaan om terug te keren naar de eenheid van Zijn. In de dagelijkse  voortgang zijn de meeste mensen zich daar niet van bewust omdat  het zicht op de eenheid  belemmerd wordt door alle turbulenties die het duale bestaan met zich mee brengt.   
Zoals ik al zei lijkt de benadering van Vedanta  nogal abstract, we kunnen haar niet door boekjeswijsheid ervaren. De kennis  waar de Vedanta over spreekt kan alleen maar begrepen worden door innerlijke ervaringen.  Waarom het gebodene in mij resoneert is omdat ik de kennis herken als ervaringen zoals ik af en toe  in   meditatie heb,   of  tijdens een mijmer moment op een zonnige dag buiten,  of vlak voor het in slaap vallen. Het is dan alsof ik gezogen wordt in een verdwijnpunt en  tegelijkertijd ga ik  op in iets heel groots en flits de gewaarwording binnen dat ik alles ben en dat alles mij is. Deze ervaring  van eenheid levert de ultieme  geborgenheid zoals ik me vaag  herinner uit mijn kindertijd toen ik op schoot zat bij mijn moeder.
Net als ik de realisatie wil toe-eigenen  en het verstand zich ermee gaat bemoeien, is het weer weg. Maar deze ervaringen  hebben nèt genoeg vruchtbare bodem gezaaid waardoor ik “herkenning” voel  waardoor  de zaden van deze optiek wortel kunnen schieten.

Het betrekkelijke ik
De docent illustreert nog eens de betrekkelijkheid van ons ik door te stellen dat het ik , het Ego, een broddellap  is van willekeurige rollen. Het is maar net waarmee je je identificeert. Die identificaties kunnen in een mensenleven, onder invloed van onze gerichtheden , nogal eens  veranderen.  Een identiteit is dus niet feitelijk maar slechts een betekenis die we geven en zelfs de betekenis is relatief. Bijvoorbeeld: ik ben een vrouw, maar welke betekenis ik hecht aan de identiteit vrouw kan verschillen met die van mijn buurvrouw. En identiteit vrouw had voor mij ook een andere betekenis toen ik zestien was als dat de betekenis van vrouw zijn nu voor mij heeft.  
De conclusie die hieruit volgt is dat  er geen consistent ik bestaat die we ergens in ons zelf  kunnen lokaliseren. Ons ik is een willekeurige  gedachtenconstructie die we zo ergens in onze peuterleeftijd gaan opbouwen. Mijn  zes jarige kleindochter die oefent met schrijven legt een briefje op tafel “Papa en mama, ik ben Janou!” daarmee schets ze  de contouren van haar identiteit. En ze is ook al  instaat  om wat antwoorden te geven op de vraag: Wie is Janou?
Het  ik relativeren en prijs geven levert nogal wat weerstand op. Voor mij  voelt alsof ik van kinds af aan een gestage inleg bij de bank heb gedaan. En dan kom ik na jaren bij de bank en krijg de mededeling: “Sorry mevrouw, uw geld. (uw ego) is gedevalueerd, het is van nul en gene waarde, status, macht en aanzien kunt u er niet mee kopen!”  De ultieme ontgoocheling is  dat ik  blijkbare zoveel nodeloze energie heb geïnvesteerd in de zorgvuldige constructie van dat ego. 
Nu heeft dat ikje wèl een waarde met betrekking tot de praktische voortgang van het dagelijks leven.   Al is het alleen al om afspraken te maken met mijn man wie de boodschappen in huis haalt. Wanneer ik vanuit het gedachtegoed van Vedanta  zou zeggen : Niet ik haal de boodschappen, want mijn ik bestaat niet maar God haalt de boodschappen!”   zal dat niet zo effectief blijken te zijn omdat  dat niemand zich aangesproken voelt en we die avond dus niets te eten zullen hebben. In het ondermaanse hebben we de onderscheiden rollen ook nodig om het leven zijn voortgang te laten hebben.
We gaan pas  aan ons geconstrueerde ik leiden naar de mate van hechting aan onze identificaties. Ik  heb daar behoorlijk onder geleden.  In het gezin waar ik uit voort komt is  iets voorstellen in de wereld altijd  belangrijk geweest. Mijn moeder vond dat de dochter van de arts een geschiktere partij was om vriendschap mee te sluiten dan de dochter van de man die bij de vuilnisophaaldienst werkte.   De waarde van belangrijkheid is  ons  met de paplepel  ingegoten.  Familie feestjes boden een geschikt podium waarop  mijn broers, mijn zus en ik onze identiteit en wapenfeiten grotesk gestalte gaven waarbij we slagvaardig moesten zijn ten einde niet in de verdrukking te raken door de ego’s van de andere gezinsleden.  Hoewel ik de afgelopen jaren steeds meer de rol van toeschouwer koos  werd ik me er daardoor ook pijnlijk van bewust hoe weinig echte aandacht we vooral elkaar konden opbrengen omdat een ieder gevangen zat in zijn of haar  monoloog.  Nu mijn zus ziek is valt het tumult stil alsof door het verschijnen van de eindigheid al die identiteiten en wapenfeiten  relatiever worden. Voor mijzelf geldt dat hier de genade van bevrijding wordt geboren en daarbij koester ik de hoop dat we werkelijk de  oversteek naar elkaar  kunnen maken in het besef dat we allen deel zijn van het Grotere Geheel.  Terwijl ik dit schrijf  realiseer mij dat hier ook een uitdaging voor me ligt, kan ik er vrede mee hebben als anderen  hun oude rol nog blijven spelen? Of steekt dan toch weer een miskend ego de kop op?

De valkuil van Vedanta
De valkuil van een dergelijke filosofie als Vedanta kan zijn dat we  er ons voortijdig mee identificeren.  Het predicaat onthechting wordt dan een reclame bord waarmee we onze gevoelens van minderwaardigheid en fundamentele angst kunnen verhullen.  De Vedanta- adept claimt  de rol van verlichte die zich boven alle menselijke gevoelens heeft  verheven.
Het is echter geenszins de bedoeling dat het leven in de stof een onpersoonlijke gevoelloze steriele aangelegenheid wordt.   Wanneer ik in de nacht verdriet voel om mijn zus ben ik geneigd overhaast naar een spiritueel boek te grijpen teneinde al die verwarrende gevoelens te bezweren. Dat werkt even, maar ik voel ook hoe ik dan op een gespannen voet met mijzelf kom te staan omdat ik weiger me te verhouden met wat werkelijk in mij beweegt.  Ook dit is een vorm van gescheidenheid. Pas wanneer ik alles wat geleefd en gevoeld wil worden erken kom ik juist weer meer tot leven omdat dit de Eenheid weer hersteld.    Een filosofie als Vendanta kan dus een excuus zijn om van al die emotionele turbulenties weg te blijven. In dat geval, realiseer ik me nu, is een dergelijke zienswijze geen weg tot bevrijding maar een manier om mijn angst voor al te veel gevoelens gevangen te houden.  Door de situatie met mijn zus willen de  emoties en gevoelens voor het voetlicht van mijn bewustzijn  treden,  het leven lijkt  wel heel aanraak baar  te worden waarbij  op de meest onverwachte   momenten de tranen in mijn ogen prikken.
Toch blijken  die gevoelens en emoties helemaal niet zo bedreigend zijn, ik ga er dieper van ademhalen waarbij ik tegelijkertijd de berustende ervaring kan  voelen. Ja zo is het!  Ik ben gewaar dat gevoelens en emoties in mij zijn en door mij heen bewegen maar ik val er ook niet helemaal mee samen omdat er iets in mij is die al die bewegingen gade slaat.  De docent attendeert erop dat juist datgene dat het vermogen heeft om getuige te zijn van ons zelf, dat dit het Ware Zelf is:  Het is het  Goddelijke in mij dat getuige is van de ervaring in het duale bestaan. Deze  accepterende getuigenis genereert ook liefde voor alles wat verschijnt.  

De waarde van het duale bestaan
We doen ons zelf ook nodeloos te kort als we het duale bestaan zouden ontkennen. Vanuit het bovenstaande hebben we kunnen begrijpen dat het duale bestaan relatief is maar ze is ook  feitelijk voor de time being. Of anders gezegd ze is ook als de trap die ons de opgang bereid naar de realisatie van de non-duale realiteit. De realisatie van God in ons zelf. Of zoals de korte strofe uit de Upanishads aan het begin van dit artikel stelde: door het kennen van het brok  klei of het goudensieraad, de verschijningsvormen,  kunnen we het Absolute leren kennen. De verschijningsvormen zij  ook een verwijzing. De duale ervaring is een noodzakelijke voorwaarde om het non-duale te herkennen.  De paradox is echter dat diegene die  het Goddelijke in zichzelf realiseert  zal zien dat de trap  vervaagd, want het non duale kent geen hoog en geen laag, het kent geen afstand tot het Goddelijke. Het kent geen scheiding tussen leven en dood. God is eeuwig, zo ook in mijn zus…
 



 








.